ECLI:NL:RBAMS:2020:2548

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
AMS 20/2007
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omzettingsvergunning van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een omwonende, heeft bezwaar gemaakt tegen een door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam verleende vergunning voor het omzetten van één zelfstandige woonruimte naar acht onzelfstandige woonruimten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat het belang van verzoekster op dat moment zwaarder woog dan het belang van de vergunninghouder.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghouder nog geen huurders heeft gezocht en dat de verbouwing van de onzelfstandige woonruimten nog gaande is. Daarnaast is er twijfel over de motivering van het bestreden besluit, met name over de vraag of de vergunninghouder voldoet aan de voorwaarden voor het beheer van de onzelfstandige woonruimten. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de gebrekkige motivering van het bestreden besluit waarschijnlijk niet in stand zal blijven in de bezwaarprocedure.

De voorzieningenrechter heeft daarom besloten het bestreden besluit te schorsen totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Tevens is bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoedt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/2007

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 april 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. E.M. van Bennekom).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder], te Diemen, vergunninghouder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de vergunninghouder een vergunning verleend voor het omzetten van één zelfstandige woonruimte naar acht onzelfstandige woonruimten op de locatie [adres 1] in Amsterdam.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen zijn op 15 april 2020 gehoord door middel van een videogesprek via Skype. Verzoekster, mr. Van Bennekom en vergunninghouder hebben aan dit gesprek deelgenomen. Na afloop van het videogesprek heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verzoekster woont op het adres [adres 2] in Amsterdam en is het niet eens met de verleende omzettingsvergunning. Zij voert aan dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst aan de parkeerruimte in de wijk, terwijl het bij de gemeente bekend is dat er al een parkeerprobleem is. Door de omzetting van de eengezinswoning naar acht onzelfstandige woonruimten zal dit probleem alleen maar erger worden.
2.2
Verder heeft verzoekster de bezwaarschriften van andere buurtbewoners meegestuurd ter ondersteuning van haar verzoek. In die bezwaarschriften wordt onder andere aangevoerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde voor vergunningverlening dat de te realiseren onzelfstandige woonruimtes worden beheerd door een instelling die zich krachtens haar statuten richt op de verhuur en het beheer van onzelfstandige woonruimte. In de vergunning staat dat de woning beheerd gaat worden door [instelling] , maar uit de akte van oprichting blijkt niet dat dit bedrijf zich specifiek richt op deze werkzaamheden. Ook hebben verschillende buurtbewoners in hun bezwaarschriften aangevoerd dat sprake is van woningvorming en dat verweerder ten onrechte niet heeft geëist dat daarvoor een vergunning wordt verkregen.
3. Tijdens het videogesprek heeft vergunninghouder toegelicht dat hij verwacht dat de onzelfstandige woonruimten over ongeveer twee à drie maanden kunnen worden verhuurd. Vergunninghouder heeft sinds één week een vergunning voor het maken van een dakkapel en een uitbouw. Deze werkzaamheden moeten nog worden uitgevoerd. Daarnaast moeten er nog andere verbouwingswerkzaamheden worden verricht. Vergunninghouder heeft nog geen huurders gezocht voor de onzelfstandige woonruimten. Ook heeft vergunninghouder nog geen contract gesloten met de instelling die zich zal richten op de verhuur en het beheer van de onzelfstandige woonruimten.
4. Verweerder heeft tijdens het videogesprek de verwachting uitgesproken dat er binnen twee à drie maanden een beslissing op het bezwaar zal zijn genomen. Daarnaast heeft verweerder in het verweerschrift en tijdens het videogesprek toegelicht waarom de omzettingsvergunning is verleend. Op deze toelichting wordt hieronder, voor zover relevant, nader ingegaan.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5.1
Het gaat in deze zaak om een verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar. De voorzieningenrechter kijkt daarbij of er aanleiding is om, in afwachting van een beslissing op het bezwaarschrift, een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij kijkt de voorzieningenrechter aan de ene kant naar de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en aan de andere kant naar de belangen van verweerder en de vergunninghouder die pleiten tegen het treffen daarvan.
5.2
In de beleidsregels woonruimteverdeling en woonruimtevoorraad Amsterdam 2017 staat in paragraaf 2.3.2 “Omzetten naar 5 of meer onzelfstandige woonruimten”, als een van de voorwaarden voor vergunningverlening dat
“de te realiseren onzelfstandige woonruimtes worden beheerd door een instelling die zich krachtens haar statuten richt op de verhuur en het beheer van onzelfstandige woonruimte (bijv. voor jongeren, studenten, of huishoudens met een specifieke zorgbehoefte). De instelling is tevens als zodanig ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.”Als onbetwist heeft te gelden dat de bedoelde instelling in dit geval is [instelling] (hierna: de instelling) en dat deze blijkens haar statuten ten doel heeft, voor zover hier van belang, “Het verkrijgen, beheren, vervreemden, bezwaren, beheren en administreren van onroerende zaken; Het exploiteren, huren en verhuren van onroerende zaken.”.
5.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat hieruit niet blijkt dat de instelling zich statutair richt op het beheer van onzelfstandige woonruimtes. Zonder nadere toelichting is daarom niet duidelijk hoe verweerder desondanks de vergunning heeft kunnen verlenen. De mededeling van verweerder tijdens het videogesprek, dat het beheer van onzelfstandige woonruimtes valt onder de door de instelling behartigde activiteiten, verklaart niet waarom het beleid dan een veel specifiekere omschrijving bevat. Deze mededeling kan daarom niet als de vereiste nadere toelichting gelden. Het bestreden besluit is op dit punt daarom onjuist gemotiveerd.
5.4
De gebrekkige motivering van het bestreden besluit maakt dat de verwachting is dat deze, in deze vorm, in bezwaar geen stand zal houden terwijl bovendien niet worden gezegd dat het besluit op dit punt in bezwaar eenvoudig met een aanvullende motivering kan worden hersteld.
5.5
Daar komt bij dat het nog even duurt voordat de onzelfstandige woonruimten geschikt zijn om te worden verhuurd, omdat de verbouwing nog gaande is. Bovendien zijn er nog geen huurders en moet er nog een contract worden gesloten met de instelling die de verhuur en het beheer van de onzelfstandige woonruimten zal regelen. Het belang bij het kunnen gebruiken van de omzettingsvergunning weegt bij deze stand van zaken op dit moment dan ook nog niet erg zwaar.
5.6
Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het belang van verzoekster op dit moment zwaarder weegt dan het belang van vergunninghouder. Verweerder kan de bezwaarprocedure aangrijpen om duidelijkheid te geven over de vraag waarom hij vindt dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat de te realiseren onzelfstandige woonruimtes worden beheerd door een instelling die zich krachtens haar statuten richt op de verhuur en het beheer van onzelfstandige woonruimte. Ook kan verweerder in de beslissing op bezwaar beter motiveren dat of waarom er bij het verlenen van de omzettingsvergunning niet getoetst hoefde te worden aan de parkeerruimte in de wijk. Tot slot kan verweerder de bezwaarprocedure ook gebruiken om te verduidelijken waarom hij het standpunt inneemt dat geen sprake is van woningvorming.
5.7
De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe en bepaalt dat het bestreden besluit wordt geschorst totdat verweerder een beslissing op bezwaar heeft genomen.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat verzoekster zich niet heeft laten bijstaan door een rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot verweerder een beslissing op bezwaar heeft
genomen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan verzoekster te
vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.C.H. Hersbach griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2020.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.