ECLI:NL:RBAMS:2020:2541

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
8296002 EA VERZ 20-62
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning SIS-bonus in het kader van verwijtbaar handelen en verstoring arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Lebara B.V. op 31 januari 2020 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder]. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 27 februari 2020, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Lebara heeft aangevoerd dat [verweerder] ernstig tekort is geschoten in zijn rol als [functie] van de Lebara Group, met verwijten van onjuist handelen bij de verkoop van aandelen en het niet verstrekken van relevante informatie aan investeerders. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ontbinding, zoals verwijtbaar handelen en verstoring van de arbeidsrelatie, niet voldoende zijn onderbouwd. De rechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld en dat de verstoring van de arbeidsrelatie niet onomkeerbaar is. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is afgewezen, en Lebara is veroordeeld tot betaling van de SIS-bonus van € 150.000,- aan [verweerder], vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 september 2019. De overige vorderingen van [verweerder] zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 8296002 EA VERZ 20-62
beschikking van: 8 mei 2020
func.: 245

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

besloten vennootschap Lebara B.V.

gevestigd te Amsterdam-Duivendrecht
verzoekster
nader te noemen: Lebara
gemachtigde: mr. Y.H. Dissel
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J. van der Pijl

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Lebara heeft op 31 januari 2020 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] . [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend. Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 27 februari 2020. Voorafgaand aan die mondelinge behandeling hebben partijen nog nadere stukken ingediend.
Lebara is ter zitting verschenen bij de heer [naam 1] , die werd bijgestaan door een tolk, en mr. B. Schouten namens de gemachtigde. Als belangstellende aan de zijde van Lebara was mr. Dissel ook aanwezig. [verweerder] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten, deels aan de hand van een pleitnota, nader mondeling toegelicht.
Na verder debat is beschikking bepaald. De beschikking is vervolgens in verband met de zogenoemde Corona-maatregelen van de rechtbank Amsterdam uitgesteld tot heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1. Bij de beslissing op het verzoek wordt uitgegaan van de volgende relevante feiten en omstandigheden:
1.1.
De totale Lebara onderneming (verder de Lebara Group) is een internationale provider binnen de telecommunicatie-branche van telefoon- en prepaid abonnementen. Het bedrijf is in 2001 opgericht door 3 personen (verder: de oprichters). Wereldwijd bestaat de Lebara Group uit talloze vennootschappen. In Nederland is één vestiging (verzoekster Lebara), waarvan de aandelen worden gehouden door de besloten vennootschap Lebara Mobile Group BV (verder: Lebara Mobile).
1.2.
De intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van de activiteiten van de Lebara Group wereldwijd zijn door de oprichters ondergebracht in de aparte vennootschappen Yokara Global Trademarks Sarl (YGT) en Yokara Trademarks Sarl (YT). Deze vennootschappen YGT en YT maakten geen deel uit van de Lebara structuur en waren in handen van de oprichters; inmiddels is dat anders.
1.3.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1969 en derhalve 50 jaar oud, is op 1 oktober 2009 bij Lebara in dienst getreden in de functie [functie] , ook wel [functie] genoemd. Zijn salaris bedraagt nu € 16.834,00 bruto per maand, inclusief vakantiegeld maar exclusief overige emolumenten. In het kader van zijn functie is [verweerder] ( [functie] ) [functie] van een 8-tal (buitenlandse) vennootschappen en [functie] van nog 8 andere. De arbeids-overeenkomst bevat een opzegtermijn van 6 maanden.
1.4.
Het functieprofiel van [verweerder] luidt, voor zover hier relevant:
The [functie] is responsible for managing all legal issues of the group and is supported by a small legal team.Daarnaast zijn de bij Lebara Group geldende Code of Conduct en de Algemene Arbeidsvoorwaarden (Personeelsreglement) van toepassing. [verweerder] had daarnaast (mogelijk) rechten op een bonus onder het zogenoemde SIS-plan (share in succes) van juli 2012.
1.5.
De oprichters wilden op enig moment hun aandelen in de Lebara Group, YGT en YT verkopen. Bij de verkoop werd in 2016 als adviseur Palmarium Advisors, een Zwitsers bedrijf, aangetrokken. Omdat de gewenste verkoopprijs niet werd behaald, is een aan Palmarium Advisors gelieerde rechtspersoon, Palmarium Fund Managers (verder: Palmarium), deels als tussenzittende koper/verkoper opgetreden. De eigendom van de Lebara Group, YGT en YT is uiteindelijk per 13 september 2017 in de daartoe opgerichte vennootschap Vieo (aldus destijds gelieerd aan Palmarium) komen te rusten. De koopprijs van € 342,3 miljoen (minus garantie en schadeverzekeringskosten) is door Vieo gefinancierd door een obligatielening (van € 350 miljoen) uitgegeven aan/ door Scandinavische geldschieters, verenigd in de Noorse vennootschap Nordic Trustee AS (verder: Nordic Trustee). De aandelen in Vieo zijn als zekerheid aan Nordic Trustee verpand. De aandelen in YGT en YT zijn voor € 16,3 miljoen overgegaan, waarvoor een bedrag van 1,3 miljoen werd voldaan en het restant is gefinan-cierd door een verkoperskrediet (vendor loan) door de holdingmaatschappijen van de oprichters. Palmarium heeft in de prospectus gesteld zelf een kapitaal-bijdrage te doen van € 85 miljoen. Deze bijdrage is echter voor het overgrote deel gefinancierd door een verkoperskrediet; feitelijk heeft Palmarium slechts
€ 1,3 miljoen voldaan.
1.6.
Bij brief van 15 september 2017 heeft één van de oprichters [verweerder] bericht dat hij onder de werking van het SIS plan een bonus van € 300.000,- kreeg toegekend, uit te keren in twee delen van ieder € 150.000 bruto binnen 6 en 24 maanden na de verkoop. De eerste tranche van de bonus is door Lebara aan [verweerder] betaald in 2017. Het tweede deel is (nog) niet voldaan.
1.7.
Vieo heeft de jaarcijfers over 2018 niet op tijd verstrekt en heeft de rente van ongeveer € 6 miljoen niet op tijd aan Nordic Trustee voldaan. Nordic Trustee heeft Vieo tot 7 juni 2019 de tijd gegeven aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Daarna heeft Nordic Trustee via STAK – een stichting opgericht door de obligatiehouders om hun aandelen te houden en om hun belangen te behartigen – de eigendom van de aandelen in de Lebara Group, YGT en YT naar zich toe getrokken.
1.8.
Nordic Trustee heeft de Lebara Group, YGT en YT in mei 2019 opnieuw laten waarderen. De waarde werd per 31 mei 2019 geschat op een bedrag tussen
€ 192,5 miljoen en € 220 miljoen. Nordic Trustee heeft in juli 2019 een aantal bestuursleden vervangen en heeft de heer [naam 1] (verder [naam 1] ) als bestuurder a.i. aangesteld.
1.9.
In september 2019 heeft Vieo een extern onderzoek laten uitvoeren naar de transacties en gang van zaken rond de verkoop van de aandelen van de Lebara Group, YGT en YT. Vieo is vervolgens naar aanleiding van dit externe onderzoek op enig moment een onderzoek gestart naar de rol van [verweerder] daarbij. Dat onderzoek is uitgevoerd door [naam 2] Associates U.K. Ltd (verder: [naam 2] ).
1.10.
Op 10 oktober 2019 heeft Lebara op bedrijfseconomische gronden een voorlopig verzoek om toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst op de a-grond bij het UWV ingediend; de functie van [verweerder] zou volgens het verzoek komen te vervallen. Het verzoek is in december 2019 aangevuld. In januari 2020 heeft het UWV een tweede ronde gehouden. De uitkomst van deze procedure is (nog) niet bekend.
1.11.
Op 9 oktober 2019 heeft [naam 2] een zogenoemd ‘image’ (kopie) van de laptops van [verweerder] en de andere betrokkenen gemaakt voor het onderzoek naar vermeende misstanden bij de verkoop van Lebara.
1.12.
Op 22 oktober 2019 heeft dhr [naam 1] , de [functie] van de Lebara Group en leidinggevende van [verweerder] (verder: [naam 1] ), [verweerder] een beëindigingsovereenkomst aangeboden. In de begeleidende brief werd aangekondigd dat Lebara een UWV procedure voor [verweerder] zou starten. Het aanbod voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is door [verweerder] op 30 oktober 2019 afgewezen. De twee andere bestuurders van Lebara hebben wel een aanbod geaccepteerd. Wat hun vertrekregeling inhoudt, is niet bekend.
1.13.
Op 6 november 2019 heeft de Lebara Group (wederom via [naam 1] ) [verweerder] een nieuwe functie in Londen aangeboden. De nieuwe arbeidsovereenkomst zou ingaan per 1 december 2019. [verweerder] heeft het aanbod geweigerd onder verwijzing naar de verslechterde arbeidsvoorwaarden.
1.14.
Hangende het onderzoek door [naam 2] is [verweerder] na een gesprek door Lebara op 26 november 2019 geschorst op grond van een vijf-tal verwijten, die zijn weergegeven in de schorsingsbrief van deze datum. Deze verwijten luiden (samengevat en vertaald) :
1. [verweerder] heeft de oprichters en/of Palmarium (bewust of uit onachtzaamheid) geholpen bij de verkoop van Lebara door geen wezenlijke financiële informatie te verstrekken aan potentiële investeerders;2. [verweerder] heeft de oprichters en of/Palmarium (bewust of uit onachtzaamheid) geholpen bij de verkoop van YGT en YT door geen materiele informatie over YGT en YT te verstrekken;3. [verweerder] heeft Palmarium en haar principalen (bewust of uit onachtzaamheid) geholpen bij betaling van vergoedingen en de verduistering van de opbrengsten uit de verkoop van de Spaanse activiteiten;4. [verweerder] heeft Palmarium en haar principalen (bewust of uit onachtzaamheid) geholpen bij de betaling van GBP 288.000 aan Illuminare Consulting Ltd (verder: Illuminare) op 16 april 2019 uit de middelen van Lebara, terwijl Illuminare geen diensten had geleverd;5. [verweerder] heeft nagelaten een behoorlijke boekhouding en administratie bij te houden voor de vennootschappen waar bij bestuurder was.
1.15.
Bij de schorsing op 26 november 2019 heeft [verweerder] zijn zakelijke telefoon, die volgens de arbeidsovereenkomst ook voor privégebruik bestemd was, moeten inleveren. Er is toen niet gevraagd naar zijn pincode. Wel op 28 november en 3 en 5 december 2019. [verweerder] heeft op 4 en 6 december 2019 gesteld de zakelijke inhoud van de telefoon met Lebara te zullen delen, maar eerst de privé-gegevens te willen verwijderen. Daarna zou hij de pincode voor Lebara wijzigen zodat Lebara toegang had tot de telefoon. Lebara heeft [verweerder] in verband hiermee een schriftelijke waarschuwing gegeven op 6 december 2019. Op 9 december 2019 heeft [verweerder] zijn aanbod tot het wijzigen van de pincode na verwijderen van privégegevens herhaald.
1.16.
Het rapport van [naam 2] dateert van 10 december 2019. Volgens het rapport was [verweerder] betrokken bij of op de hoogte van (samengevat) een aantal activiteiten, waaronder de overname van Lebara door Vieo, de verkoop van de aandelen van YT en YGT aan Cenover, de verkoop van de activa en het klantenbestand van de Spaanse vestiging van Lebara en de daaropvolgende uitbetaling van de opbrengst daarvan, een betaling aan Illuminare en de onderhandelingen van een onderhuur van kantoorruimte die gratis werd aangeboden aan de vennootschap Paysure, een aan Illuminare gelieerde onderneming.
1.17.
Lebara is vervolgens een eigen onderzoek gestart. Op 12 december 2019 hebben Lebara en [verweerder] uitgebreid met elkaar gesproken. Dit gesprek had betrekking op de rol van Palmarium bij de verkoop van de aandelen. Op 23 december 2019 heeft nog een interview plaatsgevonden, gericht op de rol van [verweerder] bij de verkoop in 2017. Het verslag van het gesprek en het commentaar van [verweerder] daarop is in de procedure gebracht.
1.18.
Op 10 januari 2020 heeft [verweerder] het definitieve rapport van [naam 2] ontvangen, waarop hij binnen vier dagen kon reageren. Na een verzoek om meer tijd heeft [verweerder] één dag extra gekregen. Op 16 januari 2020 heeft [verweerder] uitgebreid en gedetailleerd op de beschuldigen gereageerd. Op 17 januari 2020 heeft Lebara [verweerder] laten weten dat zij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou indienen. Zij heeft dat op 31 januari 2020 gedaan.
1.19.
[verweerder] heeft zijn werkzaamheden voor Lebara niet hervat.

Verzoek ex artikel 671b BW

2. Lebara verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a jo artikel 7:669 lid 3 sub e (primair) en/of g (subsidiair) en/of i (meer subsidiair) BW, oftewel op grond van verwijtbaar handelen, een ver-stoorde arbeidsrelatie of een combinatie van die twee gronden, zonder inachtneming van de opzegtermijn en zonder toekenning van de transitievergoeding.
3. Lebara stelt daartoe dat [verweerder] ernstig tekort is geschoten in zijn rol als [functie] van de Lebara Group. Zij verwijst daartoe naar de onderzoeken van [naam 2] en haarzelf ten aanzien van de vijf verwijten, zoals weergegeven onder ov. 1.14. Uit de onderzoeken volgt dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan 4 van de 5 door Lebara onder 1.14 geuite verwijten. Alleen dat [verweerder] betrokken was bij het wegsluizen van gelden uit de verkoop van de Spaanse tak, is volgens Lebara niet gebleken.
4. Naar het oordeel van Lebara is daardoor beëindiging van de arbeidsovereenkomst noodzakelijk en onvermijdelijk geworden. Zij licht dat als volgt toe.
5.
E-grond: verwijtbaar handelenDe e-grond is volgens Lebara aanwezig, omdat [verweerder] op grove wijze zijn verplichtingen en verantwoordelijkheden heeft geschonden bij de verkoop van de aandelen van de Lebara Group, inclusief YGT en YT, aan Vieo. [verweerder] was nauw betrokken bij het verkoopproces en hij wist dat de prijs van YGT en YT niet overeenkwamen met de werkelijke waarde van deze vennootschappen. Ondanks dat hij zich bewust was van het belangenconflict en hij wist dat de gebruikte wijze van financiering niet in het belang van Lebara Group was, heeft hij nagelaten in te grijpen. Hij had bovendien een eigen belang bij de verkoop door de SIS-bonus en heeft gehandeld in strijd met de arbeidsovereenkomst, de algemene arbeidsvoorwaarden en de Code of Conduct. Ook heeft hij bewust meegewerkt aan transacties die niet in het belang en zelfs schadelijk waren voor de Lebara Group. Dat valt hem ernstig te verwijten, waardoor ontbinding zonder een transitievergoeding en zonder inachtneming van de opzegtermijn kan geschieden.
6.
G-grond: verstoring van de arbeidsrelatieHet staat volgens Lebara buiten kijf dat [verweerder] een belangrijke rol heeft gespeeld bij de verkoop van de aandelen in de Lebara Group, YGT en YT. De gang van zaken tijdens de aandelentransactie en de wetenschap bij [verweerder] , en zijn niet-ingrijpen, heeft het vertrouwen dat Lebara in [verweerder] had ernstig beschadigd. De gevolgen van de transactie zijn aanzienlijk. De obligatiehouders hebben zware verliezen geleden. De waarde van de Lebara Group, YGT en YT is door de herwaardering bijna gehalveerd. Het is dus niet verwonderlijk dat de obligatiehouders en aandeelhouders het vertrouwen in alle betrokkenen, waaronder [verweerder] , volledig hebben verloren. Voor een goede invulling van een functie op het niveau van [functie] is een wederzijds vertrouwen van cruciaal belang. Dit vertrouwen in beschadigd. Ongeacht of [verweerder] hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Mediation is daarbij geen reële optie en herstel behoort niet tot de mogelijkheden.
7. Daarnaast speelt de houding van [verweerder] tijdens het onderzoek een rol. [verweerder] heeft meerdere keren geweigerd inzicht te geven in de gegevens op zijn werktelefoon, waardoor het onderzoek van [naam 2] ernstig werd belemmerd.
8.
I-grond: combinatie van omstandighedenVolgens Lebara is, als er geen voldragen e- of g-grond aanwezig wordt geacht, in elk geval sprake van een combinatie van de d, e en g-grond. En dus van ‘een samengestelde grond’ in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub i BW. Ook dat is een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
9. Voor het toekennen van de cumulatievergoeding is naar het oordeel van Lebara geen aanleiding, althans niet voor de volledige vergoeding. De rechter is daartoe niet verplicht en dus kan toekenning geheel uitblijven.
10.
HerplaatsingHerplaatsing is volgens Lebara evenmin aan de orde, nu er voor [verweerder] geen enkel draagvlak meer bestaat.
11.
TransitievergoedingNu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten heeft [verweerder] geen recht op een transitievergoeding. Die ernstig verwijtbaarheid ligt in de schending van de arbeidsovereenkomst, de Code of Conduct en de algemene arbeidsvoorwaarden.
12.
EinddatumPrimair verzoekt Lebara geen rekening te houden met de opzegtermijn en subsidiair de proceduretijd in mindering te brengen op de opzegtermijn van 6 maanden.

Verweer op het verzoek

13. [verweerder] verzoekt primair de verzoeken van Lebara af te wijzen. Subsidiair bepleit hij - indien het verzoek van Lebara op één van de gronden wordt toegewezen - dat hem de wettelijke transitievergoeding ad € 79.394,92 bruto wordt toegekend, een billijke vergoeding van € 531.820,56 bruto en een extra vergoeding (de cumulatie-vergoeding) ter hoogte van de helft van de transitievergoeding, zijnde € 39.697,46 bruto.
13. [verweerder] voert – samengevat – aan dat de in het verzoekschrift genoemde gronden voor het ontslag onvoldoende zijn om een ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen. Hij stelt dat de verwijten niet juist, onterecht of niet onderbouwd zijn.
13. [verweerder] voert allereerst inhoudelijk verweer tegen de door Lebara genoemde verwijten zoals genoemd in ov 1.14.
13. [verweerder] was als [functie] wel betrokken bij de verkoop van de aandelen Lebara, YGT en YT aan Palmarium (en Cenover), maar niet bij de wijze waarop Palmarium deze aankoop zou financieren. [verweerder] had ook geen kennis van of contact met de investeerders en geen enkele betrokkenheid bij de voorwaarden van de financiering of hoe Lebara naar eventuele investeerders werd gepresenteerd. Vieo en Palmarium waren derden en maakten geen deel uit van de Lebara Group. Zij hadden hun eigen adviseurs.
13. [verweerder] heeft zich wel bezig gehouden met de zogenoemde Vendor Due Diligence VDD), dat was zijn rol bij Lebara. PWC heeft in opdracht van Lebara Mobile Group deze VDD opgesteld, maar die ging ook maar beperkt over de waardebepaling. [verweerder] is er niet ínhoudelijk bij betrokken geweest. Er was ook geen sprake van een belangenconflict; de prijs voor Lebara stond vast, die was niet onredelijk (7 keer de EBITDA) en Palmarium kende de vennootschappen beter dan wie dan ook. Welk verwijt [verweerder] dan ook wordt gemaakt, is niet duidelijk. Van de verkoopprijs voor Lebara, YGT en YT waren de kosten van de bonussen al afgetrokken. De verkopers (de oprichters) betaalden derhalve deze bonus; niet de koper.
13. [naam 1] heeft [verweerder] op 12 februari 2019 geïnstrueerd ervoor te zorgen dat de factuur van Illuminare werd ontvangen en voldaan. Er was voor [verweerder] geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de werkzaamheden niet voor Lebara maar voor Vieo (of zelfs helemaal niet) werden verricht. Het was al eens eerder voorgekomen dat op deze wijze een factuur door [verweerder] voor [naam 1] werd geaccordeerd, waarbij de secretaresse van [naam 1] verwees naar diens instructie dat er nog dezelfde dag betaald moest worden. De overeenkomst met de vennootschap Paysure is nooit tot stand gekomen.
13. De documentatie van Lebara en de overige vennootschappen is op orde, ondanks de onderbezetting van het legal team. Er wordt ook niet duidelijk gemaakt welke documentatie ontbreekt.
13. Verder voert [verweerder] aan dat Lebara al sinds 8 oktober 2019 bezig is [verweerder] buiten de deur te zetten, tegen een zo laag mogelijke vergoeding. Allereerst door te proberen op basis van een onjuiste voorstelling van zaken het beeld te schetsen dat de functie van [verweerder] zou komen te vervallen, waarbij hem een beëindigings-overeenkomst werd aangeboden. Toen [verweerder] weigerde, werd hem een functie in het Verenigd Koninkrijk aangeboden met zeer slechte arbeidsvoorwaarden. Hij zou alleen betaald worden als er cashflow was en moest afstand doen van iedere ontslag-bescherming en van zijn SIS-bonus. Hoewel de gesprekken gaande waren over de beëindigingsovereenkomst, werd het voorstel ingetrokken en werd er jegens hem een onderzoek gestart. Dat onderzoek heeft geleid tot deze ontbindingsprocedure, hoewel [naam 2] geen van de beschuldigingen ook maar enigszins aannemelijk heeft kunnen maken. Voorstellen van [verweerder] om in gesprek te blijven eventueel met behulp van een mediator, zijn steeds afgewezen.
13.
E-grond[verweerder] was niet bekend met de afspraken rond de financiering van de koopprijs. Er was geen sprake van een belangenconflict en hij had geen belang bij een succesvolle verkoop aan Vieo. Niet staat vast dat er onrechtmatigheden zijn voorgevallen bij de financiering van de koop/verkoop en welke rol [verweerder] daarin heeft gespeeld. De verwijten worden [verweerder] onterecht gemaakt. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is dan ook geen sprake.
13.
G-grond en I-GrondVolgens [verweerder] is ook geen sprake van een verstoorde arbeidsrelatie, althans voor zover die er is, is die uitsluitend veroorzaakt door Lebara. Lebara dient de verstoring dan eerst te proberen op te lossen, eventueel met behulp van een mediator. Een weigering daartoe mag geen grond zijn om nu de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Bovendien ontkent [verweerder] dat er geen mogelijkheden zijn om hem te herplaatsen. Er is geen sprake omstandigheden die zodanig zijn dat van Lebara niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Er is geen sprake van een g-grond, noch van een e-grond en dus ook niet van een i-grond.
13.
Transitievergoeding, billijke vergoeding en cumulatievergoedingAls de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] hem de transitievergoeding van € 79.394,92 bruto toe te kennen. Er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, zodat [verweerder] aanspraak kan maken op de transitievergoeding en de opzegtermijn van 6 maanden in acht dient te worden genomen.
13. [verweerder] dient voorts schadeloos te worden gesteld voor het handelen van Lebara middels een billijke vergoeding. Er is inmiddels al geruime tijd verstreken na zijn onterechte schorsing en dit tijdsverloop, waarin [verweerder] op geen enkele manier bereikbaar was en is, is zeer schadelijk voor zijn goede naam en reputatie.
13. [verweerder] is kostwinner van zijn gezin, de schorsing is diffamerend voor [verweerder] en het is aannemelijk dat hij anderhalf of twee jaar nodig zal hebben voordat hij een nieuwe baan heeft. Zijn inkomen over één jaar bedraagt € 265.910,28 bruto en dus over twee jaar € 531.820,56 bruto. Een billijke vergoeding van dit bedrag is op zijn plaats.
13. Als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de i-grond - hoewel de gronden ook samen niet voldragen zijn - dan verzoekt [verweerder] hem de cumulatievergoeding van € 39.697,46 bruto toe te kennen.

Aanverwante vorderingen

27. [verweerder] stelt de navolgende bijkomende, aanverwante vorderingen in.
27.
SIS-bonus[verweerder] verzoekt veroordeling van Lebara tot betaling van het restant van de zogenaamde SIS-bonus van € 150.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW vanaf 14 september 2019 en met de wettelijke rente over dit bedrag.
27. [verweerder] verwijst daartoe naar de bonusbrief van 15 september 2017, de eerdere uitbetaling van de helft van de bonus en het feit dat andere tot de bonusgerechtigde medewerkers de bonus al uitbetaald hebben gekregen.
27.
Bonus 2018, advocaatkosten, proceskostenDaarnaast vordert [verweerder] veroordeling van Lebara tot betaling van de bonus over 2018 van € 87.267,46 bruto, althans € 47.741,67 bruto, met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging vanaf het moment dat Lebara in verzuim is. Tot slot vordert [verweerder] veroordeling van Lebara in de werkelijk advocaatkosten tot een bedrag van € 24.200,00, inclusief BTW. Dit alles met veroordeling van Lebara in de kosten van de procedure.
27. [verweerder] stelt dat hij altijd recht heeft gehad op een bonus, die contractueel 40% van zijn jaarsalaris bedraagt. Over 2018 zijn er geen individuele targets gesteld en [verweerder] is plots in september 2019 geïnformeerd dat hij niet voor de bonus in aanmerking kwam. Een collega van [verweerder] , de CFO dhr. [naam 4] , is wel in aanmerking gekomen voor een bonus over 2018.
27. De bonus over 2018 dient te worden vastgesteld op het bedrag van € 87.267,46 bruto (zijnde 40%) en als alternatief op het gemiddelde van de afgelopen drie jaar, derhalve het bedrag van € 47.741,67 bruto.
27. [verweerder] heeft zich door toedoen van Lebara moeten verweren tegen onterechte verwijten aan zijn adres en verzoekt vergoeding van de volledige advocaatkosten. Die bedragen tot heden reeds € 20.000,- ex BTW; [verweerder] vordert derhalve een bedrag van € 24.200,- (netto). Die kosten hebben betrekking op de UWV-procedure, deze ontbindingsprocedure en de verplichtingen die voortvloeiden uit de onderzoeken van Lebara (twee langdurige interviews).
27. Tevens verzoekt [verweerder] veroordeling van Lebara in de kosten van de procedure.

Verweer op de tegenvorderingen

35. Het verweer van Lebara op de aanverwante vorderingen van [verweerder] zullen bij de beoordeling daarvan aan de orde komen.

Beoordeling op het verzoek ex artikel 7:671b BW

36. Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
36. Lebara voert bij haar verzoek aan dat de redelijke grond gelegen is in artikel 7:669 lid 3, onderdelen e, g en i BW, te weten verwijtbaar handelen, verstoorde arbeidsver-houding of een combinatie van deze gronden, waardoor het in redelijkheid niet van haar te vergen is dat de arbeidsovereenkomst wordt voort gezet. [verweerder] heeft de juistheid van hetgeen door Lebara naar voren is gebracht, gemotiveerd en inhoudelijk bestreden.
36.
E-grondNaar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende komen vast te staan dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld. De door Lebara aangedragen argumenten zijn daartoe niet komen vast te staan, niet zwaar genoeg of niet aan [verweerder] verwijtbaar. Het rapport van [naam 2] en de daarin getrokken conclusies maken dit niet anders.
36. Het is de kantonrechter daarbij in het bijzonder niet duidelijk geworden waarom [verweerder] enig verwijt zou treffen voor de lagere herwaardering van de aandelen van de Lebara Group. Dat er bij de verkoop van de Lebara Group, YGT en YT schimmigheden of onregelmatigheden hebben plaatsgevonden mag zo zijn; dat [verweerder] daarbij heeft geholpen, dat heeft veroorzaakt of dit binnen het bereik van [verweerder] heeft gelegen, is niet gebleken. [verweerder] is bij de financiering van de transactie door Palmarium of Vieo niet betrokken geweest en dat hij de geldschieters van Nordic Trust - als obligatiehouders van Vieo - had moeten waarschuwen voor iets waar hij geen weet van heeft gehad of geen betrokkenheid bij had, komt niet redelijk voor. De aandeelhouders, die zich met een waardevermindering geconfronteerd zien, zullen bij onregelmatigheden van Palmarium en/of Vieo die vennootschappen moeten aanspreken en niet [verweerder] . Dat [verweerder] van de lagere herwaardering van de aandelen iets relevants valt te verwijten, is - ondanks de zeer uitgebreide toelichting van Lebara - niet gebleken.
36. Ook het verwijt omtrent onvolkomenheden in de documentatie snijdt geen hout. Althans niet is voldoende onderbouwd waar en in welk opzicht [verweerder] tekort is geschoten en dan nog op zo’n wijze dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. Lebara heeft slechts een niet nader toegelichte productie 32 genomen, welke de kantonrechter onvoldoende inzicht biedt en ook nauwelijks leesbaar is. Het enkele feit dat ten aanzien van de gelieerde ondernemingen mogelijk formele stukken ontbreken, is bovendien niet voldoende, nu de gevolgen daarvan ook niet nader zijn verduidelijkt. Het verzoek op deze grond zal worden afgewezen.
36.
G-grondHoewel de kantonrechter ter zitting heeft geconstateerd dat (inmiddels) sprake is van een zekere aantasting van de onderlinge verhoudingen, is zij van oordeel dat de verstoring niet zodanig is dat deze niet meer kan worden opgelost. Lebara heeft daartoe tot heden geen enkele poging ondernomen en waarom zij dat bij een hooggeplaatste functionaris niet zou hoeven te doen, ontgaat de kantonrechter. [verweerder] is tot overleg zeer wel bereid en Lebara zou dat ook moeten zijn. Dat betekent dat de g-grond op dit moment niet tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan leiden.
36.
I-grondOok de i-grond biedt Lebara geen soelaas; in wezen tracht Lebara de niet-geslaagde e- en g-grond te repareren met een beroep op de i-grond en daar is deze grond niet voor bedoeld.
36. De conclusie is derhalve dat de aangevoerde gronden niet kunnen leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek zal worden afgewezen. Nu de voorwaarde niet wordt vervuld, behoeven de verzoeken van [verweerder] om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een cumulatievergoeding geen verdere behandeling.
36.
Kosten in het verzoekDe kantonrechter bepaalt dat met betrekking tot het verzoek en het (voorwaardelijk) tegenverzoek Lebara de kosten dient te dragen, welke kosten tot heden worden begroot op € 720,00 voor salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW.

Aanverwante vorderingen

45. [verweerder] heeft een aantal aanverwante vorderingen ingesteld. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
45.
SIS-bonusBij brief van 15 september 2017 is [verweerder] uit hoofde van de SIS-regeling een bonus toegekend van € 300.000,- bruto. De helft daarvan is door Lebara uitgekeerd. Het resterende deel van € 150.000,- bruto nog niet.
45. Het enkele feit dat [verweerder] wist dat hij een voordeel zou halen uit de verkoop van de Lebara Group en YGT/YT, zoals Lebara heeft betoogd, maakt niet dat hij tot de bonus helemaal niet gerechtigd is, dan wel dat hij geen recht meer heeft op het restant.
45. Anders dan Lebara stelt wordt geoordeeld dat de toezegging zijdens de oprichter namens Lebara van 15 september 2017 (daterend van na de datum van overdracht van de Lebara Group, maar blijkens de inhoud en de uitkering van het eerste deel met instemming van Lebara), door Lebara dient te worden nagekomen. Dat is naar Nederlands recht het geval . Dat een ongeclausuleerde toezegging als de onderhavige naar Engels recht niet behoeft te worden nagekomen, zoals Lebara probeert ingang te doen vinden, is niet juist, maar ook niet relevant. Er is aan [verweerder] een aanbod gedaan ter afrekening van aanspraken uit het verleden. Van een toekomstige verplichting van Lebara is dus geen sprake. Alleen van een uitgesteld betaalmoment van de geconcretiseerde, reeds bestaande ongeclausuleerde verplichting. De aanverwante vordering van [verweerder] op dit punt zal derhalve worden toegewezen.
45. De wettelijke verhoging over de SIS-bonus zal echter worden afgewezen. Geoordeeld wordt dat in dit geval deze bijzondere bonus, louter verbonden aan de verkoop van de Lebara Group en YGT/YT, niet kwalificeert als loon, waarop artikel 7:625 BW van toepassing is. De wettelijke rente zal wel worden toegewezen, zoals verzocht vanaf 14 september 2019.
45.
Bonus 2018Met Lebara wordt geoordeeld dat zij het op grond van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] kon beslissen om hem over 2018 geen bonus uit te keren. En daar waar onvoldoende is onderbouwd dat de directe collega’s van [verweerder] wel een bonus hebben ontvangen, zal deze vordering worden afgewezen.
45.
Kosten rechtsbijstand[verweerder] heeft in dit verband betaling gevorderd van een bedrag van € 24.200,- (netto). Hij heeft dit onderbouwd door te verwijzen naar de kosten van de UWV-procedure, de ontbindingsprocedure en de twee gesprekken. Een nadere specificatie van de kosten ontbreekt. Evenals een specifieke grondslag.
45. De kosten van de onderhavige ontbindingsprocedure vallen onder de werking van artikel 237 ev Rv, zodat die niet apart voor vergoeding in aanmerking komen. In de wet is geen mogelijkheid opgenomen een kostenveroordeling te geven voor rechtsbijstand in een UWV-procedure. Hoewel de kantonrechter zich kan indenken dat rechtsbijstand voor de twee gesprekken voor [verweerder] noodzakelijk was, ontbreekt de voor toewijzing noodzakelijke onderbouwing en specificatie. Deze vordering zal derhalve worden afgewezen.
45.
Kosten aanverwante verzoekenGelet op de uitkomst van dit deel van de procedure zullen de kosten van de procedure worden gecompenseerd, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
het verzoek van Lebara:
wijst het ontbindingsverzoek af;
veroordeelt Lebara in de kosten van het verzoek, gevallen aan de zijde van [verweerder] en tot heden begroot op € 720,00 voor salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
de vorderingen van [verweerder] :
veroordeelt Lebara tot betaling aan [verweerder] van het bedrag van € 150.000,00 bruto ten titel van SIS-bonus, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2019;
wijst de aanverwante vorderingen voor het overige af;
bepaalt dat partijen met betrekking tot deze vorderingen ieder de eigen proceskosten dragen;
in beide:
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt Lebara tot betaling van een bedrag van € 60,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en Lebara niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan deze beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter