ECLI:NL:RBAMS:2020:2394

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
13/751977-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Spanje

Op 3 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Spaanse autoriteiten. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 november 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn verweer, dat de stukken ongenoegzaam zouden zijn en dat hij onschuldig is, verworpen. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet en dat de opgeëiste persoon voldoende was geïnformeerd over de beschuldigingen tegen hem.

De rechtbank heeft ook de garantie van de Spaanse autoriteiten beoordeeld, die bevestigden dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zou kunnen ondergaan. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751977-19
RK nummer: 19/6189
Datum uitspraak: 3 maart 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 november 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 februari 2019 door
the Court of Investigation No. 12 in Malaga(Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 februari 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beslissing van 29 januari 2019, met kenmerk:
Standard Committal Proceedings 2/16.
De raadsman heeft betoogd dat onduidelijk is of het overleveringsverzoek ziet op een lopende strafvervolging of op de tenuitvoerlegging van een opgelegde straf. In onderdeel d) van het EAB wordt immers gesproken van een
decision rendered in absentia.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. In het EAB is duidelijk vermeld dat van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis geen sprake is (onderdeel b):
enforceable judgment: NOT APPLICABLE, onderdeel c):
length of the custodial sentence or detention order imposed: NOT APPLICABLEen onderdeel d):
decision rendered in absentia: NOT APPLICABLE).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Spaans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Genoegzaamheid en onschuldverweer
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat het EAB niet genoegzaam is omdat het dossier geen stukken bevat waaruit de schuld van de opgeëiste persoon blijkt. De raadsman heeft in het verlengde hiervan gesteld dat de opgeëiste persoon niet betrokken is geweest bij de feiten waarvan hij wordt verdacht; gelet op dit onschuldverweer dient de overlevering te worden geweigerd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verweren niet kunnen slagen.
De verweren worden verworpen en het volgende is hiervoor van belang.
Genoegzaamheid van het EAB
Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen. In de onderhavige zaak geldt dat hieraan is voldaan. Hierbij merkt de rechtbank op dat de uitvaardigende justitiële autoriteit alleen de vermeende betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit, de verdenking, duidelijk moet maken. Vermelding van de gronden van de verdenking is niet vereist. Het is immers niet aan deze rechtbank om te toetsen of er voldoende gronden zijn voor de beschreven verdenking, dan wel om de rechtmatigheid van deze gronden te beoordelen.
Onschuldverweer
In het verlengde van het voorgaande geldt, dat ter zitting niet is aangetoond dat de opgeëiste persoon de omschreven feiten onmogelijk kan hebben gepleegd. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
en
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit de aanvullende e-mail van 16 februari 2020 van de uitvaardigende justitiële autoriteit volgt dat op de feiten naar Spaans recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Onderzoeksrechter bij
the Court of Investigation No. 12 in Malagaheeft op 16 februari 2020 de volgende garantie gegeven:
To the first question, as Judge in charge of this investigation I guarantee you the return of [adres]. In case this person were sentenced to a unconditional prisión without appeal in Spain, this guarantee includes that the Dutch authorities could carry out this punishment in the Netherlands.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 140 Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Court of Investigation No. 12 in Malaga(Spanje).
Aldus gedaan door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.