Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Staatsanwaltschaft Salzburg(Oostenrijk), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. van den Berg, die heeft waargenomen voor mr. M.C. Jonge Vos, advocaat te Amsterdam.
‘Questionnaire on the Impact of the CJEU Judgments in joined cases OG (C-508/18) and PI (C-82/19 PPU) and case PF (C-509/18), compilation of replies’(hierna: ‘de questionnaire’) aan de stukken van het dossier toe te voegen en een exemplaar daarvan aan de raadsman te verstrekken.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Staatsanwaltschaft Salzburgvan 7 april 2019, referentie: 8 St 108/18w.
letterlijk– als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB:
2. de onder punt 1 genoemde acties heeft hij op lange duur en in een bedrijfsstructuur met meerdere personen opgebouwd en als lid betrokken. De bedrijfsstuctuur is erop opgebouwd om met de regelmatig herhaaldelijke acties van verboden handelingen met drugs enorme verrijking na te streven, en ook op een bijzondere manier van de strafvervolging te voorkomen.
4.Uitvaardigende rechterlijke autoriteit
de Staatsanwaltschaft Salzburg(Oostenrijk). Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat – gelet op de uitspraak van het Hof van 19 oktober 2019 – duidelijk is dat het Oostenrijkse openbaar ministerie bevoegd is om EAB’s uit te vaardigen.
5.Strafbaarheid
De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1 en 5, te weten:
Leitende Staatsanwältin Salzburgvan 23 mei 2019 is op deze feiten naar Oostenrijks recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
6.Garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
Landesgericht Salzburgheeft op 22 mei 2019 de volgende garantie gegeven:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, lid derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerst lid of artikel 11, derde en vijfde lid, of 11a Opiumwet.
7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW
In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
- Het onderzoek is in Oostenrijk aangevangen;
- De verdovende middelen waren voor de Oostenrijkse markt bestemd en zijn in Oostenrijk ingevoerd. De rechtsorde is daar geschonden;
- De Oostenrijkse autoriteiten hebben kenbaar gemaakt de vervolging in te willen stellen met het uitvaardigen van het EAB;
- Medeverdachten worden vervolgd in Oostenrijk.
8.Slotsom
9.Toepasselijke wetsartikelen
10.Beslissing
[opbgeëiste persoon]aan de
Staatsanwaltschaft Salzburg(Oostenrijk).