Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechter
[eiser] ,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
BEOORDELING
26 september 2013 heeft gezien, waarin onder meer is vermeld dat [eiser] op
14 juni 2013 van een ladder is gevallen;
18 februari 2013 van zijn werk ervaarde en dat de leidinggevende van [eiser] niet behulpzaam was. Los daarvan volgt uit zijn verklaring dat [naam 2] niet heeft gezien dàt [eiser] tijdens het werk van de trap is gevallen. Hij heeft slechts verklaard dat [eiser] dit tegen hem heeft gezegd. Dat [naam 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [eiser] pijn aan zijn schouder en schaafwonden aan zijn hoofd had toen hij hem op zijn werk kwam ophalen, is gelet op de overige omstandigheden onvoldoende. Vaststaat immers dat [eiser] ruim vóór 2013 een medische ingreep heeft moeten ondergaan aan zijn linkerschouder en dat dit sindsdien een fysiek zwakke plek is (zie 1.17 van het tussenvonnis). Dat [naam 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [eiser] die dag pijn had aan zijn schouder, bewijst daarom nog niet dat hij pijn aan zijn schouder heeft gekregen door een val van de trap op zijn werk. Ook de overgelegde foto van de trap en de verklaring van [naam 2] dat hij deze (kapotte) trap die dag op het werk van [eiser] heeft gezien, legt onder de gegeven omstandigheden onvoldoende gewicht in de schaal.