ECLI:NL:RBAMS:2020:2388

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
C/13/682280 / KG ZA 20-323
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding tussen huisartsenpraktijk en gedaagde VOF met betrekking tot ontruiming

Op 14 april 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondeling vonnis uitgesproken in een kort geding tussen de besloten vennootschap Huisartsenpraktijk Keizersgracht B.V. (eiseres) en een vennootschap onder firma (gedaagde VOF). De zaak betreft een executiegeschil na een ontruimingsvonnis, waarbij de mondelinge behandeling plaatsvond via Skype in verband met de Corona-crisis. De voorzieningenrechter, R.A. Dudok van Heel, heeft de vordering van Keizersgracht afgewezen en geoordeeld dat de belangen van gedaagde VOF zwaarder wegen dan die van Keizersgracht. Keizersgracht had onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een daadwerkelijke huisartsenpraktijk in de gehuurde ruimte voerde en dat ontruiming haar in een acute noodtoestand zou brengen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde VOF de ruimte weer zelf wil gebruiken en dat de Corona-maatregelen een nieuwe situatie met zich meebrengen. De kosten van het geding zijn voor Keizersgracht, die als in het ongelijk gestelde partij is veroordeeld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/682280/ KG ZA 20/323 MDvH/TF

Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 14 april 2020

in het kort geding van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUISARTSENPRAKTIJK KEIZERSGRACHT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij concept-dagvaarding,
advocaat mr. L.M. Mons te Haarlem,
tegen
de vennootschap onder firma
[gedaagde VOF],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
vrijwillig verschenen,
advocaat mr. V.J. Oranje te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Keizersgracht en [gedaagde VOF] worden genoemd.
Vanwege de bijzondere omstandigheden door de Corona-crisis heeft de voorzieningenrechter, overeenkomstig de tijdelijke afwijkende regeling voor kort gedingen rechtbanken handel/familie, een mondelinge behandeling bepaald op
14 april 2020 via Skype for Business.
Tegenwoordig zijn mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, en mr. G.H. Felix, griffier.
Bij de Skype-zitting waren aanwezig:
aan de kant van Keizersgracht: [vertegenwoordiger Keizersgracht 1] en zijn zuster [vertegenwoordiger Keizersgracht 2] met mr. L.F.M. Meles,
aan de kant van [gedaagde VOF] : [vertegenwoordiger gedaagde VOF] met mr. Oranje.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Rv dit proces-verbaal opgemaakt.
De voorzieningenrechter heeft de volgende uitspraak gedaan:

De gronden van de beslissing

1. Sinds het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) geldt in een executiegeschil het volgende. Uitgangspunt blijft dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis direct ten uitvoer kan worden gelegd, nog voordat in hoger beroep is beslist. Het vonnis van de kantonrechter (in kort geding) van 17 maart 2020 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zonder motivering van die beslissing. In dat geval kan afwijking van het hiervoor genoemde uitgangspunt – volgens de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest van 20 december 2019, r.o. 5.6.2 – worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Hieraan ligt onder meer de gedachte ten grondslag dat, in het geval de eerste rechter een niet gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad, moet worden aangenomen dat daarover nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden. De rechter in het executiegeschil moet deze afweging daarom alsnog maken. Bij die belangenafweging moet worden uitgegaan van de inhoud van het vonnis en moet de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing worden gelaten, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of het ten uitvoer te leggen vonnis berust op een kennelijke misslag.
2. Blijkens de dagvaarding in hoger beroep is Keizersgracht het op een aantal punten niet eens met het oordeel van de kantonrechter, in het bijzonder
- dat het de intentie van partijen (althans [gedaagde VOF] ) was dat [gedaagde VOF] door de aanwezigheid van een huisartsenpraktijk in het pand meer klandizie in de apotheek zou krijgen;
- dat er vanaf maart 2019 vrijwel geen huisartsen meer in de gehuurde ruimte praktijk hebben gehouden;
- dat gelet op het bepaalde in de huurovereenkomst sprake is van een tekortkoming van Keizersgracht.
Dit zijn inhoudelijke grieven tegen het vonnis van de kantonrechter die in hoger beroep zullen moeten worden beoordeeld. Deze grieven zien, anders dan Keizersgracht meent, niet op kennelijke misslagen. In dit executiegeschil zijn deze voor de beoordeling derhalve niet relevant.
3. Voorts stelt Keizersgracht dat ontruiming haar, haar patiënten en dienstdoende artsen in een acute noodtoestand zal brengen, omdat deze een lopende huisartsenpraktijk met kwetsbare patiënten volledig stil zal leggen. Er is sprake van een nieuwe situatie: op dit moment is de huisartsenpraktijk bemand en draait deze. Tijdens de huidige Corona-crisis zal het overhevelen van patiënten naar andere praktijken extra moeilijk zijn. Ontruiming zal tot gevolg hebben dat Keizersgracht tot onmiddellijk ontslag zal moeten overgaan van haar twee personeelsleden op de locatie, aldus Keizersgracht.
4. [gedaagde VOF] stelt daar tegenover dat zij de ruimte die aan Keizersgracht werd verhuurd graag weer zelf wil kunnen gebruiken. Zij had de ruimte aan Keizersgracht destijds verhuurd om zo meer omzet te kunnen krijgen (zoals in het vonnis van de kantonrechter ook naar voren komt) en nam het feit dat zij daarvoor zelf ruimte moest inleveren voor lief. Nu er echter geen patiënten worden gezien in de ruimte en daar (dus) ook geen recepten worden uitgeschreven voor haar apotheek, wil zij de ruimte weer terug. Bovendien heeft zij door de Corona-crisis de ruimte nu dringend nodig om volgens de RIVM-richtlijnen te kunnen werken.
5. Geoordeeld wordt als volgt. De Corona-crisis brengt een nieuwe situatie met zich mee. De Corona-maatregelen zijn aangekondigd rondom de datum waarop de kantonrechter vonnis heeft gewezen. Tijdens deze crisis zijn huisartsen – vanzelfsprekend – van cruciaal belang voor de samenleving. Datzelfde geldt voor apothekers.
6. [vertegenwoordiger Keizersgracht 1] heeft ter zitting – kort weergegeven – verklaard dat sinds half februari 2020 (weer) elke dag een assistente/verpleegkundige en een receptioniste in de ruimte aan de [adres] aanwezig zijn en dat inmiddels ook sinds kort weer drie tot vier dagen per week een huisarts aldaar werkzaam is en dat er – zij het door de Corona-crisis in geringe mate – ook patiënten worden gezien in de praktijk. [vertegenwoordiger Keizersgracht 1] verwijst naar het in het geding gebrachte rooster. De praktijk heeft volgens hem zo’n 900 patiënten. Het gaat volgens [vertegenwoordiger Keizersgracht 1] om oudere kwetsbare patiënten die niet bij een van de andere vestigingen van Keizersgracht terecht kunnen. [vertegenwoordiger Keizersgracht 2] – die ook namens Keizersgracht bij de zitting op 3 maart jl. aanwezig was – heeft een en ander bevestigd. Zij heeft er nog aan toegevoegd dat de assistente/verpleegkundige en de receptioniste speciaal voor de vestiging [adres] zijn aangenomen.
7. [vertegenwoordiger gedaagde VOF] , die zelf drie tot vier dagen per week werkzaam is in de apotheek aan de [adres] , heeft ter zitting – kort weergegeven – verklaard dat er (in ieder geval sinds maart 2019) tot half februari 2020 niemand in de door [gedaagde VOF] aan Keizersgracht verhuurde ruimte aanwezig is geweest. Er worden ook geen patiënten ontvangen. Zij heeft geen patiënten gezien en het zou ook wonderlijk zijn als er wel patiënten zouden worden ontvangen en dat zij daarover dan niet zou zijn geïnformeerd in deze tijd van Corona-crisis. De ruimte aan de [adres] is immers klein, haar kantoortje grenst aan de ruimte die Keizersgracht huurt en er is slechts één gezamenlijke wc. Voorts heeft zij verklaard dat zij ook in de apotheek nooit recepten krijgt die zijn uitgeschreven op de locatie [adres] . Ten slotte heeft mr. Oranje erop gewezen dat op de website van huisartsenpraktijk Keizersgracht ook nu nog steeds de vestiging [adres] niet als actieve locatie staat vermeld en dat hetgeen nu door [vertegenwoordiger Keizersgracht 1] en zijn zuster wordt verklaard, zijdens Keizersgracht in grote lijnen ook ter zitting bij de kantonrechter op 3 maart jl., waar [vertegenwoordiger Keizersgracht 2] aanwezig was, zo naar voren is gebracht en meegewogen door de kantonrechter (r.o. 7).
8. De verklaringen van partijen staan recht tegenover elkaar. In dit executiegeschil is het aan de veroordeelde – Keizersgracht – om omstandigheden aannemelijk te maken waardoor de executie (de ontruiming), ondanks het bij voorraad uitvoerbaar verklaarde vonnis van de kantonrechter, moet worden uitgesteld totdat de appelrechter heeft beslist. Dat heeft Keizersgracht onvoldoende gedaan. Keizersgracht heeft onvoldoende concreet toegelicht dat zij – anders dan de kantonrechter heeft aangenomen – wél een daadwerkelijke huisartsenpraktijk in de gehuurde ruimte voert, en/of hoe de situatie sinds de zitting bij de kantonrechter op 3 maart jl. is gewijzigd. Onvoldoende duidelijk is geworden dat – zoals zij stelt – in de gehuurde ruimte daadwerkelijk een huisartsenpraktijk wordt gevoerd met een arts die daar patiënten ziet die op deze praktijk zijn aangewezen. Het rooster waarop de namen van – kennelijk – de dienstdoende artsen staan vermeld, is daartoe onvoldoende. Het belang van [gedaagde VOF] om de ruimte zelf weer in gebruik te mogen nemen en in het bijzonder om aldus de oppervlakte van haar apotheek te kunnen uitbreiden en tijdens de Corona-crisis overeenkomstig de norm om anderhalve meter afstand te houden (volgens de RIVM-richtlijnen) te kunnen werken, weegt dan ook zwaarder.
9. Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen.
Keizersgracht zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Aan de zijde van [gedaagde VOF] : begroot op € 656,- aan griffierecht en € 980,- aan salaris advocaat.

De beslissing

De voorzieningenrechter
Weigert de gevraagde voorziening.
Veroordeelt Keizersgracht in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [gedaagde VOF] begroot op:
– € 656,- € 656,- aan griffierecht en
– € 656,- € 980,- aan salaris advocaat.
Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.