ECLI:NL:RBAMS:2020:2387

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
13-656963-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en hervatting van dwangverpleging in verband met verhoogd recidiverisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een veroordeelde, die in 2012 ter beschikking was gesteld voor verpleging. De officier van justitie had vorderingen ingediend tot verlenging van de tbs met één jaar en hervatting van de dwangverpleging, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de psychiater I. Maksimovic en de reclassering gehoord, die beiden wezen op de psychische problematiek van de betrokkene, waaronder een psychotische stoornis en verslavingsproblematiek. De rechtbank concludeert dat het recidiverisico verhoogd is, vooral bij psychotische decompensatie of middelengebruik. De rechtbank oordeelt dat alleen de combinatie van tbs met dwangverpleging het noodzakelijke beveiligingsniveau kan bieden om het recidiverisico te beheersen. De vorderingen van de officier van justitie worden toegewezen, en de termijn van de tbs wordt met één jaar verlengd, met hervatting van de dwangverpleging. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/656963-11
Beslissing op de op 12 december 2019 en 15 januari 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vorderingen van de officier van justitie van 12 december 2019 en 15 januari 2020, alsmede op het op 24 januari 2020 door de officier van justitie ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 16 januari 2020 in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
thans (in het kader van een time-out) verpleegd in [naam kliniek 1] te [plaats] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 3 januari 2012 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling, waarvan de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd, laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 29 november 2018 voor de tijd van één jaar werd verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar, alsmede tot de hervatting van de dwangverpleging, omdat de veroordeelde zich niet aan de gestelde voorwaarden zou hebben gehouden.

De procesgang

Op 3 februari 2020 is de behandeling van de vorderingen en het hoger beroep aangehouden tot 9 april 2020, omdat de psychiater ziek was en niet ter terechtzitting kon verschijnen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 14 november 2019 opgemaakte adviesrapport van de psychiater I. Maksimovic, niet verbonden aan de instelling waarin de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd, strekkende tot het niet verlengen van de tbs-maatregel, mits de veroordeelde voldoende is ingebed in ambulante hulpverlening middels een zorgmachtiging;
  • het op 2 december 2019 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van Reclassering Inforsa, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met één jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
  • de officiële waarschuwingen van 30 december 2019, 9 januari en 28 januari 2020, omdat de veroordeelde zich niet zou hebben gehouden aan de hem gestelde voorwaarden;
  • het op 15 januari 2020 opgestelde voortgangsverslag van [naam kliniek 2] , strekkende tot het hervatten van de dwangverpleging;
  • de beslissing van de rechter-commissaris van 16 januari 2020, strekkende tot afwijzing van de vordering tot voorlopige hervatting van de dwangverpleging;
  • de appelmemorie van de officier van justitie van 24 januari 2020 ten behoeve van het ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris;
  • het op 29 januari 2020 opgestelde aanvullende voortgangsverslag van [naam kliniek 2] , strekkende tot het hervatten van de dwangverpleging;
  • het proces-verbaal van bevindingen van politie van 21 februari 2020;
  • het op 3 april 2020 opgemaakte aanvullende adviesrapport van de psychiater I. Maksimovic, strekkende tot het niet verlengen van de tbs-maatregel, mits de veroordeelde voldoende is ingebed in ambulante hulpverlening.
De rechtbank heeft op 9 april 2020 de officier van justitie mr. J. Ang, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. S. Marjanović, advocaat te ‘s-Gravenhage, alsmede de deskundige I. Maksimovic, psychiater en H. de Jong namens Fivoor Reclassering op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Advies dr. I. Maksimovic
Aan genoemde rapporten van de psychiater I. Maksimovic van 14 november 2019 en 3 april 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Bij betrokkene is sprake van een psychotische stoornis (een ongespecificeerde schizofrenie- spectrum‐ of andere psychotische stoornis) en een stoornis in het gebruik van cocaïne, in remissie in een gereguleerde omgeving. Tevens is bij hem sprake van cognitieve problematiek, in de zin van een verbaal functioneren op zwakbegaafd niveau en problemen met informatieverwerking.
Risicotaxatie
Het risico op recidive hangt nauw samen met betrokkenes stoornissen, zijn psychotische stoornis en zijn verslavingsgevoeligheid voor cocaïne. Onder de omstandigheden dat betrokkene psychotisch raakt, al dan niet onder invloed van cocaïne, kan hij seksueel ontremd raken, waarbij sprake is van een verhoogd libido, en een verlies aan impulscontrole. Daarbij kunnen de gewetensfuncties ernstig tekort schieten. Het indexdelict is ontstaan onder de omstandigheden van actieve verslaving. Het risico op recidive hangt ook samen met het feit dat betrokkene context-afhankelijk functioneert: in een stabiele context, binnen een stabiele relatie, functioneert hij naar behoren, maar binnen een instabiele relatie en/of blootgesteld aan verslavingsverleidingen kan hij disfunctioneren en terugvallen in het gebruik van cocaïne. De belangrijkste factoren die het recidiverisico verlagen zijn: het gebruik van een depot antipsychoticum, abstinentie van cocaïne en een gestructureerd bestaan, in de vorm van werk, een toereikend inkomen en een stabiele relatie. Onder de omstandigheden dat betrokkene psychosevrij is (dankzij het gebruik van het depot antipsychoticum) en hij abstinent is van cocaïne (dan wel andere middelen die een psychose kunnen aanwakkeren), is het risico op recidive laag. Met andere
woorden, onder de huidige omstandigheden is het risico op recidive laag. Als betrokkene psychotisch wordt, dan wel ontremd raakt door het gebruik van cocaïne, dan stijgt het risico op recidive tot op zijn minst matig/laag.
Koers en advies
Het risicomanagement bestaat uit de preventie van het ontstaan van een psychotische decompensatie en/of abstinentie van cocaïne (en andere middelen die tot een psychotische ontregeling en seksuele ontremming kunnen leiden). In dat licht is het nodig dat betrokkene het depot antipsychoticum op tijd krijgt toegediend en dat daar controle op is. Voorts is het van belang, dat betrokkene abstinent blijft van cocaïne (en andere middelen die tot een psychotische ontregeling en seksuele ontremming kunnen leiden). Deze twee belangrijke pilaren van het risicomanagement kunnen worden gewaarborgd binnen een ambulante behandeling bij een GGZ-instelling (i.c. bij GGZ Noord-Holland Noord). Andere factoren die van belang zijn voor het
risicomanagement zijn structuur, c.q. een stabiele context van het functioneren (in de vorm van werk, positieve vrijetijdsbesteding, adequaat beheer van financiën) en een stabiele relatie. Deze factoren kunnen niet zonder meer worden afgedwongen, maar een ambulante behandeling kan betrokkene ondersteunen en aansturen zodat deze factoren voor zover het reëel mogelijk is worden geborgd.
De incidenten en de ruis rondom betrokkene in de afgelopen maanden hebben bij ondergetekende tot het inzicht geleid dat betrokkene een intensievere ambulante zorg nodig heeft dan tot nu toe het geval was.
Er wordt geadviseerd om de maatregel terbeschikkingstelling niet te verlengen mits er sprake is van een adequate inbedding in de ambulante hulpverlening van GGZ Noord-Holland Noord middels een zorgmachtiging krachtens de WVGGZ. Alleen als dit niet mogelijk is, wordt er een verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling met één jaar geadviseerd, waarbij wordt geadviseerd om de voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging te continueren. In dat geval wordt een intensief toezicht door de reclassering geadviseerd, waarbij middelen zoals elektronisch toezicht overwogen kunnen worden.
De deskundige I. Maksimovic heeft deze adviezen op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Advies reclassering
Aan het rapport van de reclassering van 2 december 2019 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Afgelopen jaar is betrokkene opgenomen geweest bij FPC [naam kliniek 3] op de zedenafdeling. Betrokkene heeft zich ingezet voor zijn behandeling, maar heimelijk gedrag en het overtreden van voorwaarden heeft het traject wel vertraagd. Zijn heimelijk gedrag zorgt ervoor dat zijn behandelaren en de reclassering moeilijk de risico’s op recidive kunnen inschatten. Recidiveverlagend is wel dat betrokkene doordrongen is van het feit dat hij goed zijn depotmedicatie moet innemen en geen cocaïne moet gebruiken om niet seksueel te ontregelen. Zijn ouders en zijn dagbesteding zijn ook positieve factoren in zijn leven, ondanks dat hij soms druk kan ervaren van zijn ouders en hij het moeilijk vindt om hen te begrenzen. De verwachting is dat zijn ouders hem nooit zullen laten vallen. Risicofactoren zijn impulsiviteit, zijn beperkte copingmechanismen en het nog niet goed ingebed zijn in de hulpverlening en in zijn woonomgeving. Het blijft lastig om goed zicht te krijgen op wat er speelt in het leven van betrokkene doordat hij niet met zich mee laat kijken of hij de juiste keuzes maakt waardoor het moeilijk is in te schatten wat de risico’s zijn.
De reclassering is van mening dat betrokkene op de goede weg is. Hij is echter nog niet goed ingebed bij GGZ Noord-Holland Noord, zijn financiën zijn nog niet ondergebracht bij een bewindvoerder (hetgeen de reclassering noodzakelijk vindt) en betrokkene heeft nog maar kort kunnen laten zien hoe hij omgaat met meer vrijheden en minder controle. De reclassering adviseert dan ook om de maatregel, met behoud van voorwaarden, met één jaar te verlengen
Aan de voortgangsverslagen van 15 en 29 januari 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene heeft recent driemaal een officiële waarschuwing gekregen vanwege respectievelijk het niet nakomen van de behandelverplichting, het overtreden van het alcoholverbod en omdat hij niet open is geweest over zijn verblijfplaats(en). Op 15 januari heeft GGZ Reclassering Fivoor een advies naar omzetting dwangverpleging uitgebracht, na overleg met het OM. Naast de bovengenoemde overtredingen van de
voorwaarden, zijn er van verschillende kanten ernstige zorgsignalen geuit, op basis waarvan het risico op recidive hoog wordt ingeschat. Hij is door de politie Amsterdam meermaals in verwarde toestand en/of onder vreemde omstandigheden aantroffen in zijn auto. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen dat betrokkene onder valse voorwendselen een jonge vrouw heeft benaderd. Dit is overeenkomstig gebeurtenissen in het verleden, waaronder het scenario dat leidde tot het indexdelict. Betrokkene heeft een ontkennende en/of bagatelliserende houding, waardoor hij zich niet laat (bij)sturen. Hij geeft geen openheid van zaken, wat risico-inschatting bemoeilijkt. Wel is duidelijk dat hij voorwaarden en afspraken overtreedt. Signalen vanuit het systeem suggereren dat sociaal-maatschappelijke teloorgang is ingezet, wat het risico op delictgedrag verhoogt. Het is voor GGZ Reclassering Fivoor onmogelijk om adequaat toezicht te houden op betrokkene. Hij lijkt zeer beperkt openheid van zaken te geven. Onze inschatting is dat hierin weinig progressie valt te verwachten. GGZ Reclassering Fivoor heeft meermaals contact gelegd met de tbs officier van justitie om kenbaar te maken dat er beperkt zicht is op betrokkene, ondanks intensief toezicht. De reclassering acht het risico op sociaal-maatschappelijk afglijden groot en daarmee ook het risico op delictgedrag. In ambulant kader is dit risico niet te beheersen. Om het risico te beperken is dwangverpleging nodig. GGZ Reclassering kan niet de verantwoordelijkheid dragen om toezicht op bijzondere voorwaarden te houden. Er is geen gedragsbeïnvloeding mogelijk. De GGZ heeft de behandeling reeds beëindigd om dezelfde reden. Geadviseerd wordt de tbs met voorwaarden om te zetten in een tbs met dwangverpleging.
De deskundige H. de Jong heeft dit (laatstgenoemde) advies en deze voortgangsverslagen op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een brief van officier van justitie mr. M.E. Woudman van 7 april 2020 overgelegd. Hieruit blijkt dat de geneesheer-directeur [geneesheer-directeur] van mening is dat het niet noodzakelijk is een zorgmachtiging te verlenen, omdat ‘een zorgmachtiging absoluut niet doelmatig is om het ernstig nadeel van en door betrokkene af te wenden’.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een verzoek om aanhouding gedaan om nogmaals, net als op de zitting van 3 februari 2020, opdracht te geven tot het voorbereiden van een zorgmachtiging. Dit verzoek wordt afgewezen. De geneesheer-directeur heeft de bevoegdheid te adviseren over de zorgmachtiging en de mogelijkheden daartoe zijn onderzocht, waarna werd geconcludeerd dat dit niet doelmatig was. Hiermee heeft de geneesheer-directeur het juiste toetsingskader aangelegd en het is verder niet aan de rechtbank deze beslissing op inhoudelijke gronden te toetsen. Bovendien ligt er thans geen verzoekschrift, waardoor de rechtbank ook geen zorgmachtiging kan verlenen.
Ten aanzien van de criteria tot verlenging van de tbs-maatregel overweegt de rechtbank als volgt. Er is bij betrokkene sprake van een psychotische stoornis en een stoornis in middelengebruik. Er zijn verschillende risicotaxatie-instrumenten afgenomen die wijzen op een recidiverisico. Dit recidiverisico stijgt als betrokkene psychotisch wordt, dan wel ontremd raakt door het gebruik van cocaïne. In 2019 hebben zich enkele incidenten voorgedaan die naar het oordeel van de rechtbank wijzen op het afglijden in een psychose en cocaïnegebruik. De rechtbank is dan ook – gelet op de adviezen, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd.
Ten aanzien van de vordering tot hervatting van de dwangverpleging merkt de rechtbank op dat daarover uitgebreid is gerapporteerd en ter terechtzitting is gesproken. De reclassering, zowel Inforsa als Fivoor, ziet geen mogelijkheden meer voor begeleiding. Betrokkene heeft zich meerdere keren niet gehouden aan de hem gestelde voorwaarden en daar waarschuwingen voor gekregen. Hij heeft geen inzicht gegeven in zijn gedrag en heimelijk gedrag vertoond. Bovendien heeft hij zowel alcohol als cocaïne gebruikt, waarbij de rechtbank opmerkt dat uit de rapporten blijkt dat sprake is van een verhoogd recidiverisico bij psychotische decompensatie en bij middelengebruik, welke factoren zich allebei in 2019 hebben voorgedaan. Daarbij komt dat de rechtbank het gerapporteerde incident met betrekking tot het volgen van een jonge vrouw naar haar woning, hetgeen voor haar zo dreigend was dat zij de politie heeft gewaarschuwd, zeer zorgelijk vindt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat alleen de maatregel van terbeschikkingstelling mét verpleging van overheidswege het noodzakelijke beveiligingsniveau kan bieden om het recidiverisico in te dammen. Dit maakt dat de vordering tot hervatting van de dwangverpleging zal worden toegewezen.
Gelet op laatstgenoemde beslissing behoeft het appel tegen de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris op de vordering tot voorlopige hervatting van de dwangverpleging geen bespreking.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding af.
De rechtbank wijst de vorderingen van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstellin
[veroordeelde],met
1 (één) jaaren beveelt de
hervatting van de dwangverpleging.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Fiq en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2020.
.