Overwegingen
Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1960 en heeft de Ghanese nationaliteit. Zij heeft een zoon, [zoon] , geboren op [geboortedag 2] 2002, die de Nederlandse nationaliteit heeft.
2. Op 9 september 2013 is eiseres op grond van artikel 20 VWEUin het bezit gesteld van een EU-verblijfsdocument met de aantekening ‘Familielid van een burger van de Unie’. Dit wordt sinds 2017 ook wel aangeduid als een Chavez-Vilchez verblijfsrecht.
3. Op 18 september 2018 heeft eiseres verzocht om verlening van het Nederlanderschap.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de RWN. Volgens verweerder bestaan er bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd. Alleen als de derdelander, na vijf jaar ononderbroken legaal verblijf, duurzaam verblijf heeft op grond van de Verblijfsrichtlijnbestaan geen bedenkingen. Dit volgt uit bijlage 7 en paragraaf 3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de RWN in de Handleiding Rijkswet op Nederlanderschap (de Handleiding). Omdat eiseres een afgeleid en tijdelijk verblijfsrecht heeft op grond van artikel 20 van het VWEU en niet op grond van de Verblijfsrichtlijn, kan geen duurzaam verblijfsrecht ontstaan. Er bestaan daarom bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland, zodat het verzoek om naturalisatie moet worden afgewezen.
5. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft gemotiveerd beroep ingesteld.
6. Tussen partijen is in geschil of vreemdelingen die een Chavez-Vilchez verblijfsrecht hebben, kunnen naturaliseren tot Nederlander. Om deze vraag te beantwoorden zal de rechtbank eerst kort ingaan op de geschiedenis van de Chavez-Vilchez verblijfsrechten. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of verweerder terecht heeft geoordeeld dat sprake is van bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd.
7. Het HvJEUheeft in het arrest Ruiz Zambranooverwogen dat artikel 20 van het VWEU aldus moet worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, het recht van verblijf ontzegt in de lidstaat waar deze kinderen verblijven en waarvan zij de nationaliteit bezitten.
8. In het arrest Dereciheeft het HvJEU een nadere uitleg gegeven van het arrest
Ruiz Zambrano. In dit arrest heeft het HvJEU geoordeeld dat het criterium van het ontzeggen van het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten, betrekking heeft op gevallen die erdoor gekenmerkt worden dat de burger van de Unie feitelijk wordt verplicht om het grondgebied van niet alleen de lidstaat waarvan hij staatsburger is, maar ook dat van de Unie als geheel te verlaten.Dit is volgens het HvJEU een criterium van zeer bijzondere aard dat ziet op gevallen waarin, ondanks dat het secundaire recht inzake het verblijfsrecht van staatsburgers van derde landen niet van toepassing is, uitzonderlijk geen verblijfsrecht kan worden ontzegd aan een staatsburger van een derde land die lid is van de familie van een staatsburger van een lidstaat, omdat anders de nuttige werking zou worden ontnomen aan het burgerschap van de Unie dat deze laatste staatsburger toekomt.
9. Verder heeft het HvJEU in het arrest Rendon Maringeoordeeld dat in situaties waarin de derdelander ouder een verblijfsrecht toegekend krijgt, omdat anders de rechten van de Unieburger geschonden worden, deze situaties een onlosmakelijke band hebben met de vrijheid van verkeer en verblijf van de Unieburger.
10. In het arrest Chavez-Vilchez heeft het HvJEU voorgaande rechtspraak nog eens herhaald en overwogen dat:
“
De Verdragsbepalingen inzake het Unieburgerschap verlenen daarentegen geen autonome rechten aan onderdanen van een derde land. De eventuele rechten van onderdanen van derde landen zijn immers geen persoonlijke rechten van deze onderdanen, maar rechten die zijn afgeleid van die welke de burger van de Unie geniet. De doelstelling en de rechtvaardiging van die afgeleide rechten berusten op de vaststelling dat het niet erkennen van deze rechten onder meer het recht van vrij verkeer van de burger van de Unie aantast.”
11. Chavez-Vilchez verblijfsrechten zijn dus afgeleide verblijfsrechten. Deze rechten komen een derdelander ouder van wie het kind afhankelijk is toe om te voorkomen dat het kind, dat Unieburger is, gedwongen de Unie moet verlaten. De derdelander ouder heeft geen eigen zelfstandig verblijfsrecht.
-
Voorvraag: leent de naturalisatieprocedure zich voor de beoordeling of een Chavez-Vilchez verblijfsrecht tijdelijk van aard is?
12. Verweerder heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat de naturalisatieprocedure zich niet leent voor de discussie over de verblijfspositie van de vreemdeling en eventuele aanspraken op een ander, wellicht sterker, verblijfsrecht. Verweerder verwijst hierbij naar de Handleiding. In paragraaf 3 van de toelichting staat onder andere opgenomen dat het te ver gaat om in de naturalisatieprocedure zelfstandig te onderzoeken of de verzoeker in aanmerking zou kunnen komen voor een verblijfsvergunning die naar zijn aard al dan niet tijdelijk is. De naturalisatieprocedure is hiervoor niet bedoeld en er niet op ingericht. Dit hoort thuis in een vreemdelingrechtelijke procedure.
13. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Eiseres betoogt namelijk niet dat zij een ander verblijfsrecht dan wel verblijfsvergunning had moeten hebben. Volgens eiseres is haar verblijfsrecht niet tijdelijk van aard en bestaan er dus geen bedenkingen. Om de vraag te beantwoorden of er bedenkingen bestaan tegen verblijf voor onbepaalde tijd, dient de rechtbank te beoordelen of een Chavez-Vilchez verblijfsrecht tijdelijk van aard is. Dat kan in deze procedure.
-
Bestaan er bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd?
14. Het geschil tussen partijen draait om de vraag of er bedenkingen zijn tegen verblijf voor onbepaalde tijd.
15. Volgens artikel 8 van de RWN komt slechts die verzoeker in aanmerking voor het Nederlanderschap tegen wiens verblijf voor onbepaalde tijd geen bedenkingen bestaan. Volgens paragraaf 3 van de Handleiding is een Chavez-Vilchez verblijfsrecht naar zijn aard tijdelijk, omdat het is gebaseerd op het bestaan van een afhankelijkheidsverhouding met een minderjarige. Om die reden is dit verblijfsrecht een verblijfsrecht waarbij bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd, aldus de Handleiding.
16. De rechtbank is van oordeel dat er inderdaad bedenkingen zijn tegen verblijf voor onbepaalde tijd. De rechtbank baseert haar oordeel op het volgende.
17. Uit de hierboven aangehaalde jurisprudentie van het HvJEU kan worden afgeleid dat een Chavez-Vilchez verblijfsrecht kan worden beschouwd als een soort restcategorie. Het is, zo heeft het HvJEU ook meerdere keren benadrukt, een afgeleid verblijfsrecht dat in het leven is geroepen om te voorkomen dat een (minderjarige) burger van de Unie geen gebruik kan maken van de rechten die horen bij het Unieburgerschap. Een Chavez-Vilchez verblijfsrecht is geen autonoom recht met eigen rechten, maar een afgeleid verblijfsrecht. Hierin verschilt het verblijfsrecht bijvoorbeeld ook met een verblijfsrecht onder
artikel 8 van het EVRM.Dat verblijfsrecht is immers gebaseerd op eigen rechten die de vreemdeling heeft op bescherming van het familie- of gezinsleven. Dat is bij een
Chavez-Vilchez verblijfsrecht niet het geval. In het geval van Chavez-Vilchez wordt niet het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven beschermd, maar de rechten van de Unieburger om vrijelijk gebruik te maken van diens eigen rechten onder het EU-recht. Om die rechten te kunnen eerbiedigen is het noodzakelijk dat derden waarvan een Unieburger afhankelijk is, zoals eiseres, een verblijfsrecht krijgen, zodat de Unieburger gebruik kan maken van zijn rechten.
18. Daarbij kan verweerder zich op het standpunt stellen dat een Chavez-Vilchez verblijfsrecht naar zijn aard tijdelijk is. Het Chavez-Vilchez verblijfsrecht zelf is gebaseerd op zorg voor een minderjarige, zodat die zijn rechten kan uitoefenen. Dit recht vervalt zodra de minderjarige meerderjarig wordt, of in ieder geval zodra de Unieburger niet langer afhankelijk is van de zorg van de derdelander.Hiermee is de tijdelijkheid al gegeven.
19. Tot slot overweegt de rechtbank dat het HvJEU in het arrest Alarapeantwoord heeft gegeven op de vraag of een afgeleid verblijfsrecht kan leiden tot een duurzaam verblijfsrecht in de zin van de Verblijfsrichtlijn. Het HvJEU heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Volgens het HvJEU kunnen de perioden van verblijf die een derdelander familielid op grond van een afgeleid verblijfsrecht heeft gehad niet in aanmerking worden genomen voor de verwerving van het duurzaam verblijfsrecht in de zin van de Verblijfsrichtlijn.Het HvJEU leidt dit af uit het feit dat uit artikel 16 van de Verblijfsrichtlijn blijkt dat alleen perioden van verblijf waarin wordt voldaan aan
artikel 7 van de Verblijfsrichtlijn in aanmerking worden genomen. Dit betekent dat ook na een verblijf van meer dan vijf jaar op grond van een Chavez-Vilchez verblijfsrecht, geen duurzaam verblijfsrecht op grond van de Verblijfsrichtlijn ontstaat.
20. Gelet op deze omstandigheden, namelijk dat het Chavez-Vilchez verblijfsrecht naar zijn aard tijdelijk is, een soort restcategorie is en dat afgeleide verblijfsrechten niet meetellen voor het verkrijgen van duurzaam verblijf op grond van de Verblijfsrichtlijn, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd.
21. Dat sprake is van een tijdelijk verblijfsrecht in de zin van de naturalisatiewetgeving, wil echter nog niet zeggen dat eiseres wellicht niet op een andere grond in aanmerking zou kunnen komen voor bijvoorbeeld duurzaam verblijf op grond van de Langdurig ingezetenen richtlijn of rechten kan ontlenen aan eerbiediging van het privéleven op grond van
artikel 8 van het EVRM. Die vragen liggen echter niet in deze procedure voor en de rechtbank zal dit dan ook niet beoordelen.
-
Is sprake van nieuw beleid?
22. Eiseres heeft verder aangevoerd dat sprake is van nieuw beleid. Ten tijde van de aanvraag van eiseres stond niet in de Handleiding opgenomen dat een Chavez-Vilchez verblijfsrecht tijdelijk is. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat geen sprake is van nieuw beleid, maar van een bestendige uitvoeringspraktijk die nu opgenomen is in de Handleiding.
23. De rechtbank is van oordeel dat dit argument van eiseres niet slaagt. De rechtbank is niet gebleken van nieuw beleid van verweerder waarin, anders dan daarvoor het geval was, deze EU-verblijfsdocumenten als niet tijdelijk worden aangemerkt. Dat voordat in de Handleiding werd opgenomen dat een Chavez-Vilchez verblijfsrecht tijdelijk is, verzoeken tot naturalisatie wel werden ingewilligd, is evenmin gebleken.
24. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.