ECLI:NL:RBAMS:2020:2282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1655
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum IVA en risico van late aanvraag herbeoordeling voor eiseres

Op 21 februari 2019 heeft het UWV de uitkering van eiseres, die sinds 26 november 2012 een loongerelateerde WIA-uitkering ontvangt, gewijzigd met ingang van 1 maart 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, dat door het UWV op 31 januari 2019 gegrond werd verklaard, waardoor de ingangsdatum van de wijziging werd teruggebracht naar 19 oktober 2018. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 maart 2020 was eiseres aanwezig, maar haar gemachtigde meldde zich ziek. Het UWV werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank schorste de zaak om partijen de gelegenheid te geven hun standpunten uit te wisselen, maar beide partijen bleven bij hun oorspronkelijke standpunten en gaven toestemming voor uitspraak zonder nadere zitting. De rechtbank sloot het onderzoek op 13 maart 2020.

In de procedure was de ingangsdatum van de uitkering in geschil. Eiseres stelde dat haar volledige arbeidsongeschiktheid al per 1 juni 2018 was ingetreden, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres dit niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank merkte op dat er een tijdsverloop was tussen de aanvraag voor herbeoordeling en de geclaimde ingangsdatum, en dat eiseres niet kon aantonen dat haar gezondheid eerder dan 19 oktober 2018 was veranderd. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak die stelt dat de risico's van een late aanvraag voor rekening van de aanvrager komen. Eiseres had ook aangevoerd dat zij al in 2013 volledig arbeidsongeschikt was, maar deze stelling kon in deze procedure geen rol spelen omdat hierover al een eerdere procedure had plaatsgevonden.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiseres geen gelijk kreeg. Er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter H.J. Tijselink, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 19/1655 en AMS 19/1655

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R.A. van Heijningen).
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank verweerder,

(gemachtigde: R.D. van den Heuvel).
Partijen worden hierna [eiseres] en het UWV genoemd.

Procesverloop

Op 21 februari 2019 heeft het UWV de uitkering van [eiseres] op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) gewijzigd met ingang van 1 maart 2019. Op 31 januari 2019heeft het UWV het bezwaar van [eiseres] gegrond verklaard en de ingangsdatum van de wijziging gewijzigd naar 19 oktober 2018.
[eiseres] heeft beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2020. [eiseres] is verschenen. Haar gemachtigde heeft zich direct voor de zitting ziek afgemeld. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de zaak geschorst om partijen de gelegenheid te bieden nadere standpunten uit te wisselen. Partijen hebben de rechtbank laten weten bij hun oorspronkelijke standpunten te blijven. Zij hebben de rechtbank toestemming gegeven zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft het onderzoek op 13 maart 2020 gesloten.

Overwegingen

1. [eiseres] ontvangt vanaf 26 november 2012 een loongerelateerde WIA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 70,31%. Op 17 februari 2013 is de uitkering omgezet naar een vervolguitkering. Op 22 mei 2013 heeft [eiseres] een herbeoordeling aangevraagd. Deze aanvraag is afgewezen omdat er geen sprake was van nieuwe feiten en omstandigheden.
2. Op 19 oktober 2018 heeft [eiseres] opnieuw om herbeoordeling gevraagd. Na de herbeoordeling heeft het UWV met het primaire besluit de uitkering van [eiseres] gewijzigd in een loonaanvullingsuitkering naar een arbeidsongeschiktheids-percentage van 80-100% met ingang van 1 maart 2019. Na bezwaar tegen de ingangsdatum heeft het UWV de ingangsdatum van de loonaanvullingsuitkering gewijzigd naar 19 oktober 2018 (datum aanvraag).
3. [eiseres] heeft aangevoerd dat haar volledige arbeidsongeschiktheid nog eerder, namelijk per 1 juni 2018, is ingetreden. Zij verwijst hiervoor naar een brief van haar reumatoloog van 2 januari 2019 waarin de reumatoloog verklaart ‘medio 2018’ de diagnose Fibromyalgie te hebben vastgesteld.
Beoordeling van het geschil
4. In geschil is de ingangsdatum van de uitkering.
5. Tussen het moment van de aanvraag herbeoordeling op 19 oktober 2018 en de geclaimde ingangsdatum van 1 juni 2018 voor volledige arbeidsongeschiktheid liggen bijna vier maanden.
6. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] de wijziging per 1 juni 2018, met de enkele verwijzing naar de brief van de reumatoloog, echter niet aannemelijk heeft gemaakt. [eiseres] heeft desgevraagd op en na de zitting niet een concrete datum kunnen noemen waarop het spreekuur met de reumatoloog heeft plaatsgevonden, of anderszins aangetoond dat de wijziging in haar gezondheid al eerder dan op 19 oktober 2018 was ingetreden.
De rechtbank verwijst in dit verband verder naar de rapportage van de verzekeringsarts van 21 januari 2019. De verzekeringsarts heeft de brief van de reumatoloog, waarnaar [eiseres] heeft verwezen, in de beoordeling betrokken. In die brief wordt ook geen concrete datum genoemd, maar wordt wel verwezen naar ‘medio 2018’. Dat niet zeer concreet omschreven moment is niet in strijd met de door verweerder gekozen datum van
19 oktober 2018. Aan die datum gaat immers een wettelijke herzieningstermijn [1] van twee maanden vooraf, en niet kan worden gezegd dat medio 2018 niet (ook) 19 augustus 2018 kan omvatten.
7. Uitgaande van de stelling van [eiseres] dat zij al op 1 juni 2018 als volledig arbeidsongeschikt moet worden aangemerkt, is geen sprake van een onmiddellijke aanvraag, maar van een aanvraag achteraf. Volgens vaste rechtspraak moet de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie niet meer verantwoord is vast te stellen, voor risico blijven van de degene die een late aanvraag doet. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van
23 augustus 2018, ECLI:NL:CVRB:2018:2629. Er is daarom geen reden om [eiseres] het voordeel van de twijfel te geven op dit punt.
8. [eiseres] heeft op de zitting nog aangevoerd dat zij nog veel eerder, te weten in 2013 al volledig arbeidsongeschikt was. Deze stelling kan in de onderhavige procedure echter geen rol spelen. Hierover is immers al een procedure gevoerd die rechtens vaststaat.
9. Op grond hiervan is het beroep ongegrond. [eiseres] krijgt geen gelijk.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie hiervoor artikel 60, tweede lid van de wet WIA