Op 21 februari 2019 heeft het UWV de uitkering van eiseres, die sinds 26 november 2012 een loongerelateerde WIA-uitkering ontvangt, gewijzigd met ingang van 1 maart 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, dat door het UWV op 31 januari 2019 gegrond werd verklaard, waardoor de ingangsdatum van de wijziging werd teruggebracht naar 19 oktober 2018. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 maart 2020 was eiseres aanwezig, maar haar gemachtigde meldde zich ziek. Het UWV werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank schorste de zaak om partijen de gelegenheid te geven hun standpunten uit te wisselen, maar beide partijen bleven bij hun oorspronkelijke standpunten en gaven toestemming voor uitspraak zonder nadere zitting. De rechtbank sloot het onderzoek op 13 maart 2020.
In de procedure was de ingangsdatum van de uitkering in geschil. Eiseres stelde dat haar volledige arbeidsongeschiktheid al per 1 juni 2018 was ingetreden, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres dit niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank merkte op dat er een tijdsverloop was tussen de aanvraag voor herbeoordeling en de geclaimde ingangsdatum, en dat eiseres niet kon aantonen dat haar gezondheid eerder dan 19 oktober 2018 was veranderd. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak die stelt dat de risico's van een late aanvraag voor rekening van de aanvrager komen. Eiseres had ook aangevoerd dat zij al in 2013 volledig arbeidsongeschikt was, maar deze stelling kon in deze procedure geen rol spelen omdat hierover al een eerdere procedure had plaatsgevonden.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiseres geen gelijk kreeg. Er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter H.J. Tijselink, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.