ECLI:NL:RBAMS:2020:2241

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
C/13/681285 / FA RK 20-1439
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en verplichte zorg in het kader van geestelijke gezondheidszorg

Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedatum] te Amsterdam. Deze beschikking is gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis, heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij niet akkoord gaat met de zorgmachtiging. Hij verblijft weer in zijn eigen woning en ontvangt ambulante behandeling van het FACT-team. De raadsman van betrokkene heeft betoogd dat de verzoeken niet aansluiten bij de huidige situatie en heeft afwijzing bepleit, behalve voor het toedienen van medicatie en het uitoefenen van toezicht.

De behandelend arts heeft echter gesteld dat een zorgmachtiging noodzakelijk is om de veiligheid van betrokkene te waarborgen, gezien zijn drugsgebruik en de risico's van ontregelingen. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat verplichte zorg nodig is, maar niet alle verzochte vormen van zorg voldoen aan het beginsel van proportionaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat het risico van ernstig nadeel kan worden afgewend met verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie en het uitoefenen van toezicht. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 3 oktober 2020.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team Familie & Jeugd
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/681285 / FA RK 20-1439
Kenmerk: 1061809
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg.
Beschikking van 3 april 2020van de Rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene 1] ,
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
wonende op het adres [adres] te Amsterdam,
hierna te noemen: betrokkene.
Als raadsman van betrokkene is gehoord mr. I. Baardman.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 13 maart 2020;
  • de zorgkaart inclusief de bijlagen;
  • het zorgplan inclusief de bijlagen d.d. 24 februari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15;
  • de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c;
  • het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging.
Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat, ter voorkoming van verdere verspreiding van het Coronavirus, in dit soort zaken telefonisch zal worden gehoord en de rechtbank zich dus niet naar de instelling/verblijfplaats van betrokkene begeeft om hem/haar aldaar te horen. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat door of namens betrokkene geen bezwaar is gemaakt tegen deze manier van horen.
De mondelinge telefonische behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 april 2020 in het gerechtsgebouw van de Rechtbank Amsterdam aan de Parnassusweg 220 te Amsterdam.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- mr. I. Baardman , de raadsman van betrokkene;
- dr. O. Oranje, de behandelend arts.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen
.

2.De standpunten

2.1
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat het goed met hem gaat. Hij verblijft weer in zijn eigen woning. Hij is het niet eens met het verzoekschrift. Wat hem betreft is een zorgmachtiging niet noodzakelijk. Betrokkene merkt op dat hij één keer per week een gesprek met het FACT-team heeft en dat hij dagelijks zijn medicatie inneemt. Betrokkene geeft aan dat het niet goed ging doordat hij te veel blowde en veel stress had. Hij is zich er bewust van dat blowen niet verstandig is, maar merkt op dat hij kampt met een verslaving.
2.2
De raadsman van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat het onderhavige verzoekschrift en de daarbij behorende stukken niet goed aansluiten bij de huidige situatie, omdat betrokkene nu ambulant behandeld wordt. De raadsman wijst op een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NLRBZWB:2020:1528). Het zorgplan in het dossier is toegespitst op een opnamesituaties. De raadsman bepleit afwijzing op grond van artikel 2.2 van het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg. Wat de raadsman betreft zouden alle vormen van verplichte zorg moeten worden afgewezen behalve het toedienen van medicatie en het uitoefenen van toezicht. Voorts merkt de raadsman op het uitoefenen van toezicht als vorm van verplichte zorg slechts in de medische verklaring vermeld staat en niet in het onderhavige verzoekschrift.
2.3
De behandelend arts heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat betrokkene het niet eens is met het pad dat bewandeld moet worden om de veiligheid te waarborgen. Wat de behandelend arts betreft, is het verlenen van een zorgmachtiging noodzakelijk. Er kunnen door het drugsgebruik van betrokkene heel snel hele heftige ontregelingen plaatsvinden en het is daarbij van belang is dat betrokkene kan worden opgenomen. De behandelend arts geeft aan dat hij er weinig tegen in kan brengen als er gesteld wordt dat alleen het toedienen van medicatie en het uitoefenen van toezicht als vormen van verplichte zorg nodig zijn nu betrokkene ambulant behandeld wordt. Deze vormen van verplichte zorg zullen mogelijk voldoende zijn om betrokkene op het rechte pad te houden mits het middelengebruik van betrokkene binnen de perken blijft. Indien zijn middelengebruik tot problematisch gedrag leidt, zal er opnieuw een opname volgen. Het drugsgebruik van betrokkene is een duurzaam probleem en de verwachting is niet dat betrokkene hier op korte termijn mee stopt.

3.Beoordeling

3.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een psychotische stoornis bij een stoornis in het gebruik van cannabis.
3.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
- levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige financiële schade, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
3.3
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
3.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • het opnemen in een accommodatie.
3.5
De rechtbank is op grond van de verkregen aanvullende informatie tijdens de mondelinge behandeling echter van oordeel dat niet alle verzochte vormen van verplichte zorg voldoen aan het algemene beginsel van proportionaliteit.
De rechtbank legt daaraan het volgende ten grondslag. Op grond van artikel 3:3 Wvggz dient de rechtbank te toetsen of het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg, evenredig is. Na verkregen inlichtingen is het doel van de zorgmachtiging voor de behandelend arts het voorkomen van een opname. Een dergelijke opname kan naar het oordeel van de rechtbank echter voorkomen worden als betrokkene stabiel blijft door onder andere het gebruik van medicatie en het contact met het ambulante behandelteam. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het risico van ernstig nadeel zoals beschreven onder rechtsoverweging 3.2 kan worden afgewend met verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie en het uitoefenen van toezicht op betrokkene.
3.6
De verplichte zorg is naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

4.Beslissing

De rechtbank verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] te Amsterdam, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie voor de duur van zes maanden;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes maanden.
De rechtbank bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 3 oktober 2020.
Deze beschikking is op 3 april 2020 mondeling gegeven door mr. J.H.J. Evers, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door E.L. Rosbeek-Benjamins als griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.