ECLI:NL:RBAMS:2020:2234

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
AMS 20/1503
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting restaurant wegens gevaar voor openbare orde

Op 3 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker, eigenaar van een restaurant in Diemen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen. De gemeente had op 6 maart 2020 besloten het restaurant voor onbepaalde tijd te sluiten vanwege ernstige zorgen over de openbare orde, na de vondst van een handgranaat en een kogelhuls in de nabijheid van het restaurant. De verzoeker maakte bezwaar tegen deze sluiting en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat het restaurant tijdens de bezwaarprocedure open kon blijven.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting van het restaurant, gezien de veiligheidsrisico's die de vondsten met zich meebrachten. De rechter benadrukte dat de sluiting een voorlopig karakter heeft en dat de gemeente de bevoegdheid had om deze maatregel te nemen. De belangen van de gemeente bij het handhaven van de sluiting werden zwaarder gewogen dan de financiële belangen van de verzoeker. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van het restaurant in stand bleef tijdens de bezwaarprocedure.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter gaf aan dat de situatie van het restaurant in Diemen niet vergelijkbaar was met die van een ander horecabedrijf in de buurt, dat eerder was beschoten, en dat de veiligheidsmaatregelen die de verzoeker had genomen niet voldoende waren om de sluiting op te heffen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1503

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 april 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Walraven).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [plaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de openbare inrichting [bedrijf 1] aan het adres [adres] vanaf 11 maart 2020 voor onbepaalde tijd te sluiten.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting in deze zaak stond gepland op 24 maart 2020. Vanwege de maatregelen rondom de verspreiding van het coronavirus is in overleg met partijen besloten om de zaak niet op een zitting te behandelen. Partijen hebben hiervoor toestemming gegeven. Omdat de zaak niet op een zitting is behandeld, heeft de voorzieningenrechter verzoeker op 19 maart 2020 per e-mail vragen gesteld over deze zaak. Verzoeker heeft deze vragen op 23 maart 2020 beantwoord. Hier heeft verweerder op 27 maart 2020 op gereageerd. Daarna heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verweerder heeft [bedrijf 1] vanaf 11 maart 2020 voor onbepaalde tijd gesloten, wegens ernstig gevaar voor de openbare orde. Dit gevaar volgt volgens verweerder uit twee gebeurtenissen: op 4 februari 2020 is een handgranaat aangetroffen in [bedrijf 1] en op 13 februari 2020 is een kogelhuls gevonden voor het restaurant en is gebleken dat de voordeur van het restaurant is beschadigd.
Standpunt verzoeker
3. Verzoeker is eigenaar van [bedrijf 1] . Hij is het niet eens met de sluiting van zijn restaurant. Over de handgranaat voert hij aan dat deze geen gevaar opleverde. Ook weet de politie niet of de aanslag op hem was gericht. Over de vondst van de kogelhuls voert hij aan dat slechts sprake is van een vermoeden dat er munitie is afgevuurd. Het onderzoek is namelijk nog niet afgerond en op dit punt is er nog geen zekerheid. Van de politie heeft verzoeker gehoord dat de dader inmiddels is aangehouden. Als bewijs hiervan heeft verzoeker een WhatsApp-bericht van politiefunctionaris [ politiefunctionaris] van de recherche Amsterdam-Oost (hierna: [ politiefunctionaris] ) opgestuurd. Verzoeker vindt dat er meer informatie nodig was voordat verweerder het primaire besluit kon nemen. Daarnaast vindt verzoeker dat hij wordt behandeld als dader, terwijl hij slachtoffer is. Ook vindt hij dat hij ongelijk behandeld wordt in vergelijking met [bedrijf 2] , dat aan het adres [adres] ligt. [bedrijf 2] is namelijk nog steeds open, terwijl dat horecabedrijf op 23 februari 2020 vier keer is beschoten. Verzoeker vindt de openbare orde en veiligheid erg belangrijk. Hij heeft daarom maatregelen genomen om de veiligheid bij [bedrijf 1] te waarborgen en staat er voor open om nog meer maatregelen te nemen. Ten slotte heeft verzoeker toegelicht dat hij lijdt door de sluiting, omdat hij in financiële nood komt. Daarom heeft hij er groot belang bij om snel weer open te kunnen.
Standpunt verweerder
4. Verweerder vindt dat hij [bedrijf 1] mocht sluiten. De gebeurtenissen op 4 en 13 februari 2020 zijn zodanig ernstig dat de vrees voor een ernstig gevaar voor de openbare orde gerechtvaardigd is. Het klopt dat het nog niet helemaal duidelijk is wat er gebeurd is en waarom, maar dit betekent niet dat de vrees niet meer bestaat. Dat geldt ook voor het WhatsApp-bericht van [ politiefunctionaris] dat verzoeker heeft opgestuurd. In het bericht staat dat een verdachte is aangehouden, maar het is nog niet duidelijk of dit de dader is. Ook is niet bekend of de aanhouding betekent dat er geen kans op herhaling meer is. Het is daarom belangrijk dat er eerst meer informatie van de politie komt. Zodra die informatie er is, zal verweerder bekijken of de sluiting nog nodig is. Er is daarom op dit moment geen reden om te concluderen dat verweerder [bedrijf 1] niet had mogen sluiten of om een voorlopige voorziening te treffen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5.1
Het gaat in deze zaak om een verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar. In dat geval schat de voorzieningenrechter in of verzoeker in bezwaar gelijk zou kunnen krijgen en of er aanleiding is om, in afwachting van een beslissing op het bezwaarschrift, een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter kijkt daarvoor aan de ene kant naar het belang van verzoeker dat [bedrijf 1] tijdens de bezwaarprocedure open mag zijn. Aan de andere kant kijkt de voorzieningenrechter naar het belang dat verweerder heeft bij de sluiting van [bedrijf 1] .
5.2
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat verweerder de bevoegdheid had om [bedrijf 1] te sluiten. Dit volgt uit de regelgeving. [1] De vraag is nu of verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
5.3
De voorzieningenrechter ziet in dat de sluiting voor verzoeker financiële gevolgen heeft en dat verzoeker er daarom groot belang bij heeft om [bedrijf 1] open te houden totdat verweerder op het bezwaar heeft beslist. Toch vindt de voorzieningenrechter dat de belangen van verweerder bij de sluiting op dit moment zwaarder wegen. Daarbij is het volgende van belang.
5.4
De aanwezigheid van de handgranaat en de vermoedelijke beschieting korte tijd daarna, brengen veiligheidsrisico’s met zich mee voor de omgeving van [bedrijf 1] . De handgranaat op zichzelf is al een groot gevaar. Daar komt bij dat uit het politieonderzoek blijkt dat de schade op 13 februari 2020 aan de voordeur van [bedrijf 1] vermoedelijk is ontstaan door de inslag van afgevuurde munitie. Het is dus niet slechts een losse huls die toevalligerwijs voor de deur is gevonden. Vanwege de veiligheidsrisico’s was het voor verweerder niet mogelijk om een lichtere maatregel te nemen dan de sluiting. Verweerder heeft, hangende het politieonderzoek, het zekere voor het onzekere mogen nemen en dus in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik gemaakt.
5.5
Het WhatsApp-bericht van [ politiefunctionaris] dat verzoeker heeft opgestuurd, maakt dit niet anders. Uit dit bericht blijkt slechts dat er een verdachte is aangehouden. Het geeft geen duidelijkheid over wat er op 4 en 13 februari 2020 is gebeurd en waarom. Om te kunnen beoordelen of (de vrees voor) het gevaar voor de openbare orde is verdwenen, is meer duidelijkheid vereist. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker zich slachtoffer voelt, maar is van oordeel dat de veiligheid van de omgeving van [bedrijf 1] vóór gaat. Om diezelfde reden is het niet relevant of de gebeurtenissen aan verzoeker te wijten zijn.
5.6
De voorzieningenrechter overweegt verder dat zij op dit moment onvoldoende informatie heeft om te kunnen beoordelen of de situatie van [bedrijf 1] en die van [bedrijf 2] vergelijkbaar zijn. Verweerder zal hier bij de beslissing op het bezwaar daarom aandacht aan moeten besteden. Dat bij [bedrijf 2] mogelijk sprake is van een gelijk geval, betekent op dit moment echter niet dat [bedrijf 1] tijdens de bezwaarprocedure weer open mag gaan. Daar is de vrees voor gevaar voor de openbare orde te groot voor.
5.7
De maatregelen die verzoeker stelt te hebben genomen om de veiligheid in en rondom [bedrijf 1] te waarborgen, maken niet dat de sluiting tijdens de bezwaarprocedure opgeheven moet worden. Zoals hiervoor is overwogen, is de vrees voor gevaar van de openbare orde daar nu nog te groot voor. Wel kunnen de veiligheidsmaatregelen belangrijk zijn bij een eventueel verzoek om heropening van [bedrijf 1] . Als zo’n verzoek wordt gedaan, dan kunnen verzoeker en verweerder hierover in gesprek gaan.
6. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de belangen van verweerder bij de sluiting op dit moment zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Dat betekent dat verweerder de sluiting niet hoeft op te heffen tijdens de bezwaarprocedure.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek niet toewijst, heeft verzoeker geen recht op een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.C.H. Hersbach, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 2:30, eerste lid, onder d en e, van de Algemene Plaatselijke Verordening Diemen 2015, artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht.