Beoordeling
8. Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [verzoeker] een billijke vergoeding moet worden toegekend en of Turquoise moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. Dat hangt allemaal samen met de vraag of [verzoeker] al dan niet terecht op staande voet is ontslagen.
9. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2 sub k BW is bepaald dat een dringende reden onder andere aanwezig kan zijn als de werknemer grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
10. Ter zitting hebben [naam 2] en [naam 1] namens Turquoise nader toegelicht wat de algemene werkwijze van de chauffeurs is en wat zich in het geval van [verzoeker] heeft voorgedaan, naar aanleiding waarvan Turquoise hem heeft ontslagen op staande voet. Uit de beschrijving van de algemene werkwijze volgt dat wanneer een klant de chauffeur contant betaalt, deze de factuur aftekent als ‘voldaan’, de factuur dateert en afgeeft aan de klant. Het geld draagt de chauffeur bij terugkomst af aan Turquoise, waarna een overzicht wordt uitgedraaid van het nog door de betreffende klant te betalen bedrag. Dat openstaande bedrag kan ook zien op eerdere facturen. Het overzicht wordt bij de volgende bestelling door de chauffeur aan de klant overhandigd. Wanneer geen bedrag openstaat, volgt er geen overzicht. De chauffeurs krijgen van de bedragen die zij bij terugkomst na hun ritten afgedragen aan Turquoise geen kwitantie of ander bewijs. De reden daarvan is, zoals [naam 2] en [naam 1] ter zitting verklaarden, dat deze werkwijze gebaseerd is op vertrouwen, dat Turquoise een klein bedrijf is en dat de medewerkers elkaar goed kennen.
11. Op enig moment (een concrete datum is niet genoemd) heeft [verzoeker] ’s middags bij Buurthuis de [naam 3] en Stichting [naam 4] bestellingen afgeleverd. Toen hij daar die avond langs ging om iets te drinken, heeft hij van hen de contante bedragen voor de facturen ontvangen. Deze afwijkende werkwijze, waarbij het geld pas later wordt overhandigd, is niet ongewoon, aldus Turquoise.
12. [verzoeker] heeft zowel de algemene werkwijze als hetgeen volgens Turquoise op de bewuste dag en avond is gebeurd, niet weersproken. Hij verklaarde eveneens dat geen kwitanties worden gegeven voor de bedragen van klanten die hij na zijn dienst aan Turquoise afdraagt. [verzoeker] heeft verder niet betwist dat hij van Buurthuis de [naam 3] en Stichting [naam 4] betalingen voor de verschillende facturen heeft ontvangen. Hij bestrijdt echter wel dat hij deze bedragen niet aan Turquoise zou hebben afgedragen, zoals Turquoise stelt en wat de kern is van de dringende reden die Turquoise aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd.
13. Het is aan Turquoise, nu [verzoeker] gemotiveerd weerspreekt geld te hebben verduisterd, bewijs bij te brengen van de door haar gestelde dringende reden. Daarbij wordt ervan uitgegaan, hoewel dat niet volgt uit de brief waarin het ontslag aan [verzoeker] is bevestigd, dat het gaat over de periode van 14 juni 2019 tot 7 november 2019. [verzoeker] heeft dat voldoende kunnen opmaken uit het whatsappbericht van 21 november 2019, waarin hem de facturen over die periode zijn gestuurd, met de opdracht de bedragen naar Turquoise te brengen. Turquoise heeft ter onderbouwing van haar stelling dat [verzoeker] geld heeft verduisterd verwezen naar de whatsappberichten van 6 november,
7 november en 13 november 2019. Uit die berichten valt echter niet zonder meer op te maken dat [verzoeker] het geld dat hij van Buurthuis de [naam 3] en Stichting [naam 4] ontving, heeft achtergehouden. Uit de berichten volgt weliswaar dat Buurthuis de [naam 3] en Stichting [naam 4] bij Turquoise nog bedragen hebben openstaan, maar dat is niet ongewoon, zoals volgt uit de hiervoor beschreven werkwijze. Turquoise heeft verder niet concreet gemaakt op welke data Buurthuis de [naam 3] respectievelijk Stichting [naam 4] bedragen in mindering hebben voldaan op de 18 respectievelijk 6 facturen, wat de hoogte van deze bedragen was en welk deel van de ontvangen gelden [verzoeker] op welk moment onder zich zou hebben gehouden. De whatsappberichten waarnaar Turquoise verwijst zijn in dit kader te vaag en daarmee een onvoldoende onderbouwing om vast te stellen dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering.
14. Turquoise verwijst voorts nog naar whatsappberichten nà het ontslag op staande voet. Hoewel deze niet aan het ontslag ten grondslag kunnen worden gelegd, kunnen ze wel als bewijs van de dringende reden dienen. In de berichten, voornamelijk gestuurd door Turquoise, valt echter geen erkentenis van [verzoeker] te lezen. Dat [verzoeker] in antwoord op de berichten de betichting van verduistering niet stellig ontkent, is in ieder geval onvoldoende om daaruit te concluderen dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt.
15. Bij een en ander weegt mee dat Turquoise met de door haar gehanteerde werkwijze het voor [verzoeker] (en de andere chauffeurs) vrijwel onmogelijk maakt om te bewijzen dat de bedragen correct zijn afgedragen. Er worden immers geen kwitanties of ander bewijs verstrekt na het afdragen van de door de klanten aan de chauffeur betaalde bedragen. De gevolgen van deze werkwijze, ook als die is voortkomt uit goed vertrouwen tussen de medewerkers en het feit dat Turquoise een klein bedrijf is, komen voor rekening van Turquoise. Dat het moeilijk is om concreet te maken en te bewijzen dat [verzoeker] geld zou hebben verduisterd, ligt in haar risicosfeer nu zij geen strikte regels hanteert bij het overdragen van de soms grote bedragen. Gezien het voorgaande is de dringende reden niet komen vast te staan, waarbij het aangeboden bewijs door Turquoise niet ter zake doet, nu dat ziet op het betalen van de bedragen door Buurthuis de [naam 3] en Stichting [naam 4] . Dat staat echter niet ter discussie.
16. Nu een dringende reden ontbreekt, is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig. Nu is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, wordt het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding toegewezen.
17. Voor het bepalen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding heeft de Hoge Raad een aantal uitgangspunten geformuleerd (ECLI:NL:HR:2017:1187 New Hairstyle). De begrotingswijze en omvang van de billijke vergoeding moet aansluiten bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij op de rechter een motiveringsplicht rust. Voorts dient de billijke vergoeding naar haar aard in relatie te staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever en niet tot de gevolgen van het ontslag, maar kan met die gevolgen wel rekening worden gehouden bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding, voor zover deze zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding kan worden gelet op hetgeen de werknemer aan loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Het zal van de omstandigheden van het geval afhangen welke verdere duur van de arbeidsovereenkomst daarbij in aanmerking moet worden genomen. Daarbij is mede van belang of de werkgever de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze zou hebben kunnen beëindigen, en op welke termijn dit dan had mogen gebeuren en vermoedelijk zou zijn gebeurd. Tot de mee te wegen omstandigheden behoort onder meer de mate waarin de werkgever van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging een verwijt valt te maken. Voorts kan daartoe behoren - voor zover het om in de toekomst te derven loon gaat - of de redenen die de werknemer heeft om af te zien van vernietiging van de opzegging aan de werkgever zijn toe te rekenen. Bij de vaststelling van de billijke vergoeding kan ook ermee rekening worden gehouden of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden, en met de inkomsten die hij daaruit dan geniet, en met de (andere) inkomsten die hij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven. Bij de vergelijking tussen de situatie zonder de vernietigbare opzegging en de situatie waarin de werknemer zich thans bevindt, dient bovendien de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding te worden betrokken. Voor zover elementen van de vaststelling van de billijke vergoeding zien op de vergoeding van schade van de werknemer, lenen de wettelijke regels van artikel 6:95 e.v. BW zich voor overeenkomstige toepassing. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding gaat het er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, maar de billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter. 18. Toekenning van een billijke vergoeding aan een werknemer staat er niet aan in de weg dat een werkgever daarnaast ook kan worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Artikel 7:681 lid 1 BW sluit die aanspraak en een samenloop met de billijke vergoeding niet uit. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan een aanspraak op een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging vervolgens weer wel meewegen bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding.
19. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 2.500,- bruto. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Turquoise voorafgaand aan het geven van het ontslag op staande voet, [verzoeker] niet heeft uitgenodigd voor een gesprek, waarin hij zijn zienswijze kon geven. Het ontslag kwam zogezegd rauw op zijn dak, waarbij [verzoeker] zijn verhaal niet heeft kunnen doen maar wel van het ene moment op het andere thuis zat zonder werk. Meeweegt dat de grond voor het ontslag op staande voet – verduistering in dienstbetrekking – beschadigend en diffamerend (geweest) voor [verzoeker] . Dat geldt nog meer nu Turquoise vervolgens ook aangifte heeft gedaan bij de politie en zijn ouders op de hoogte heeft gesteld. Hiervoor dient [verzoeker] een compensatie te ontvangen, die gelet op alle omstandigheden – waaronder het feit dat [verzoeker] altijd goed heeft gefunctioneerd en er geen reden is aan te nemen dat hij zijn dienstverband zonder het gegeven ontslag niet had kunnen voortzetten bij Turquoise – wordt begroot op genoemd bedrag, dat overigens bruto wordt toegewezen. Nu de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, is Turquoise eveneens een transitievergoeding verschuldigd. Zij wordt veroordeeld tot betaling van het cijfermatig niet door Turquoise betwiste bedrag van € 2.304,-, zij het dat dit bruto wordt toegewezen en niet netto, nu dat uit de berekening van [verzoeker] (productie 9) volgt.
20. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW (in plaats van artikel 7:677 lid 3 sub a BW, waarop [verzoeker] het verzoek baseert) is Turquoise daarnaast een vergoeding verschuldigd omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, door [verzoeker] berekend op € 3.456,- netto inclusief vakantiegeld. In dit bedrag, zo volgt uit punt b. op bladzijde 4 van het verzoekschrift, zit echter ook het loon inbegrepen over de periode van 1 november 2019 tot 22 november 2019. Turquoise heeft het totaalbedrag over de periode 1 november 2019 tot 1 januari 2020 cijfermatig niet is betwist. Het bedrag wordt daarom toegewezen, waarbij wordt aangetekend dat het dus deels een schadevergoeding betreft en deels achterstallig loon.
21. Het bedrag aan openstaande vakantiedagen is niet betwist en eveneens toewijsbaar. Het beroep op verrekening gaat niet op, nu de tegenverzoeken van Turquoise niet toewijsbaar zijn. Tot slot dient Turquoise aan [verzoeker] bruto/netto-specificaties te verschaffen, zoals hij heeft verzocht. De dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd als hierna bepaald.
22. De wettelijke rente is toewijsbaar als verzocht, zij het dat de wettelijke rente over het achterstallig loon wordt toegewezen vanaf opeisbaarheid en over de onregelmatigheidsvergoeding ex artikel 7:686a lid 1 BW vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De wettelijke rente over de transitievergoeding wordt op basis van hetzelfde artikel toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 22 december 2019.
23. Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoeker] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
24. Gezien het voorgaande worden de tegenverzoeken van Turquoise afgewezen.
25. De proceskosten komen voor rekening van Turquoise, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.