ECLI:NL:RBAMS:2020:2209
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een vordering wegens onvoldoende onderbouwing in een consumentenzaken
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een consumentenzaken. De eisende partij, ANWB B.V., had bij dagvaarding van 12 november 2019 gevorderd dat de gedaagde partij zou worden veroordeeld tot betaling van € 140,00 aan hoofdsom, met nevenvorderingen. De gedaagde partij is echter niet verschenen en heeft geen tijdig antwoord gegeven, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende feiten en stukken heeft overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de vordering. De eisende partij heeft niet duidelijk gemaakt wanneer de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en heeft geen bewijs geleverd dat aan de wettelijke informatieverplichtingen is voldaan. Dit betreft onder andere de verplichting om de consument binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging te sturen met de relevante informatie.
Door het ontbreken van deze essentiële informatie kon de kantonrechter niet ambtshalve beoordelen of de eisende partij aan haar verplichtingen heeft voldaan. Gezien deze tekortkomingen heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en heeft deze afgewezen. Tevens is de eisende partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij tot op heden op nihil zijn begroot.