ECLI:NL:RBAMS:2020:2209

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8179477 CV EXPL 19-24506
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering wegens onvoldoende onderbouwing in een consumentenzaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een consumentenzaken. De eisende partij, ANWB B.V., had bij dagvaarding van 12 november 2019 gevorderd dat de gedaagde partij zou worden veroordeeld tot betaling van € 140,00 aan hoofdsom, met nevenvorderingen. De gedaagde partij is echter niet verschenen en heeft geen tijdig antwoord gegeven, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende feiten en stukken heeft overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de vordering. De eisende partij heeft niet duidelijk gemaakt wanneer de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en heeft geen bewijs geleverd dat aan de wettelijke informatieverplichtingen is voldaan. Dit betreft onder andere de verplichting om de consument binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging te sturen met de relevante informatie.

Door het ontbreken van deze essentiële informatie kon de kantonrechter niet ambtshalve beoordelen of de eisende partij aan haar verplichtingen heeft voldaan. Gezien deze tekortkomingen heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en heeft deze afgewezen. Tevens is de eisende partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij tot op heden op nihil zijn begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8179477 CV EXPL 19-24506
vonnis van: 14 april 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

ANWB B.V.

gevestigd te 's-Gravenhage
eisende partij
gemachtigde: A. Niekus
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te [plaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij dagvaarding van 12 november 2019 heeft eisende partij gevorderd dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van € 140,00 aan hoofdsom, met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde partij heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Om de vordering te beoordelen moet de kantonrechter beschikken over de feiten en stukken die voor de beslissing in deze consumentenzaak van belang zijn. Welke feiten en stukken dat zijn, kan onder meer worden afgeleid uit de vragen van het door deze rechtbank op de website beschikbaar gestelde en in de periode van 1 juli 2019 tot 1 oktober 2019 bij tussenvonnis aan repeatplayers verstrekte informatieformulier voor consumentenverstekzaken, maar volgt ook uit de wet. Alle in dat formulier gevraagde informatie moet worden verstrekt en alle daarin aangegeven stukken moeten worden overgelegd, daar waar nodig voorzien van een toelichting.
Eisende partij stelt bij dagvaarding niet wanneer de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, alleen dat deze al ‘lange tijd geleden is gesloten’. Wat onder lange tijd geleden moet worden verstaan, is niet duidelijk. Wel kan worden afgeleid uit de (jonge) leeftijd van gedaagde partij, gelet op de minimale leeftijd van 18 jaar, dat de overeenkomst op zijn vroegst in 2017 is aangegaan. Waarschijnlijk is dat later geweest, aangezien de volgens eisende partij op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden dateren uit 2019.
Eisende partij stelt dat de overeenkomst online is gesloten. In dat geval dient eisende partij, mede gelet op de vorige overweging, te stellen en te onderbouwen dat aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen is voldaan. Eisende partij stelt en onderbouwt hierover niets.
Voorts heeft eisende partij op grond van artikel 6:230v lid 7 BW de verplichting om de consument binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst op afstand op een duurzame gegevensdrager een bevestiging van de overeenkomst, met daarin in ieder geval alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie, te verstrekken. De overeenkomst dan wel een bevestiging daarvan als bedoeld in artikel 6:230v lid 7 BW heeft eisende partij niet overgelegd.
Niet gesteld is of de vordering al dan niet is gebaseerd op (oneerlijke) bedingen uit de algemene voorwaarden en zo ja, op welke.
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat eisende partij niet alle voor de beoordeling van belang zijnde informatie heeft gesteld en de vordering onvoldoende heeft onderbouwd met onderliggende stukken. Hierdoor kan de kantonrechter niet ambtshalve beoordelen of eisende partij heeft te voldoen, en zo ja, heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek, zoals de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen.
De vordering wordt daarom afgewezen als zijnde onvoldoende onderbouwd.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten gevallen aan de zijde van gedaagde partij, die tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.