ECLI:NL:RBAMS:2020:2206

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8044745 CV EXPL 19-19659
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling van hoofdsom en kosten in een consumentenovereenkomst gesloten in verkoopruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 april 2020 een vonnis gewezen in een geschil tussen Tele2 Nederland B.V. (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had een vordering ingesteld die onder andere gebaseerd was op een overeenkomst die was gesloten in een verkoopruimte, namelijk de Media Markt. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de vordering gebaseerd was op onredelijk bezwarende bedingen en of de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen waren nageleefd.

De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tot stand was gekomen in een verkoopruimte waar het gebruikelijk is om dergelijke overeenkomsten te sluiten, waardoor toetsing aan artikel 6:230m BW niet nodig was. De bedingen waarop de vordering was gebaseerd, werden niet als oneerlijk beschouwd in de zin van de Richtlijn 93/13 over oneerlijke bedingen.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 213,23 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld, die tot op heden zijn begroot op € 121,00 aan griffierecht, € 85,18 aan explootkosten en € 72,00 aan salaris van de gemachtigde. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8044745 CV EXPL 19-19659
vonnis van: 16 april 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

Tele2 Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen)
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te [plaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 17 oktober 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rolzitting van 14 november 2019 een akte ingediend. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of de vordering gebaseerd is op onredelijk bezwarende bedingen. De kantonrechter dient ook ambtshalve te beoordelen of eisende partij, in het geval de overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimte is gesloten na 13 juni 2014, heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek, zoals de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen.
De tussen partijen gesloten overeenkomst, die door eisende partij is overgelegd, is tot stand gekomen in de Media Markt; een verkoopruimte waar het gebruikelijk is overeenkomsten als de onderhavige te sluiten. Daarom hoeft niet te worden getoetst of is voldaan aan de wettelijke precontractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW.
De bedingen waarop eisende partij haar vordering gedeeltelijk baseert zijn niet oneerlijk in de zin van Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen.
De vordering komt de kantonrechter, mede gelet op het bovenstaande, niet onrechtmatig of ongegrond voor.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van:
- € 213,23 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van eisende partij worden begroot op € 121,00 aan griffierecht, € 85,18 aan explootkosten en € 72,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.