7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kijkt bij het bepalen van de straf onder andere naar de ernst van de poging tot afpersing en de gevolgen die dit heeft gehad voor het slachtoffer en de maatschappij. Ook houdt zij rekening met de omstandigheden waaronder verdachte de afpersing heeft gepleegd en zijn persoonlijke omstandigheden.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing om een vermeende schuld – die is ontstaan uit een (mislukt) drugstransport – in te lossen. De geuite dreigementen waren zeer ernstig, variërend van het toebrengen van fysiek letsel of het doden van de aangever, zijn vriendin en familieleden tot het neerleggen van een handgranaat voor de beautysalon van de vriendin van aangever, met alle mogelijke gevolgen voor niet alleen de vriendin van aangever, maar ook voor klanten, omwonenden en toevallige voorbijgangers als de handgranaat daadwerkelijk zou zijn geplaatst. Nu het plaatsen van explosieven in de afgelopen jaren in Amsterdam meermalen daadwerkelijk is voorgekomen, zijn de dreigementen zowel door de slachtoffers als door de politie zodanig serieus genomen dat de salon op last van de politie is ontruimd en zeven dagen gesloten is geweest. Ook hebben de dreigementen volgens de verklaringen van de slachtoffers gevoelens van stress, angst en onveiligheid veroorzaakt.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij eerder – al is het enige jaren geleden – onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict. Gelet hierop, alsook de geringere rol van verdachte en de relatief kortere periode waarin hij heeft bijgedragen aan de poging tot afpersing, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de door de officier van justitie gevorderd en door de rechtbank aan de hoofddader [medeverdachte 1] opgelegde straf. In de visie van de rechtbank bestaat er vanwege de tijd die verdachte op dit moment in voorarrest heeft doorgebracht, geen ruimte om aan verdachte ook nog een voorwaardelijke straf (met eventueel daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden) te geven.
Ten aanzien van de benadeelde partij [bedrijf slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [bedrijf slachtoffer 2] vordert € 2.601,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde niet rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De onderneming komt in de tenlastelegging niet voor, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt vast dat bewezen is verklaard dat verdachte en zijn mededaders hebben geprobeerd [slachtoffer] te dwingen een geldbedrag af te geven door te dreigen hem, zijn familie en zijn vriendin iets aan te doen, en te dreigen een handgranaat voor de beautysalon te leggen. Naar aanleiding van die bedreigingen is de beautysalon op 24 juli 2019 ontruimd en is de salon op last van de politie daarna zeven dagen gesloten gebleven. De salon is daardoor inkomsten misgelopen. Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat verdachte en zijn mededaders de [bedrijf slachtoffer 2] rechtstreeks schade hebben toegebracht.
De hoogte van het gevorderde bedrag is niet betwist.
De benadeelde partij heeft toegelicht dat circa de helft van de klanten van de salon transacties via pin voldoet, en de rest van de klanten contant betaalt. Tussen 21 juli 2019 en 28 oktober 2019 was de omzet aan pintransacties € 23.407,80, wat neerkomt op gemiddeld € 7.803,- per maand. De omzet aan contanten is niet aantoonbaar, maar aangezien de helft van de klanten contant betaalt, is de omzet € 15.606,- per maand, wat neerkomt op € 3.901,50 per week. Na aftrek van 1/3 deel aan belasting resteert dan € 2.601,-.
Omdat de omzet van klanten die contant betalen onvoldoende is onderbouwd, vindt de rechtbank dat de vordering alleen kan worden toegewezen voor zover dit ziet op de transacties die per pin worden gedaan. Dat betekent dat € 1.287,50 zal worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2019.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [bedrijf slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij [bedrijf slachtoffer 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van dat deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 550,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde niet rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Zij komt in de tenlastelegging niet voor, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt ook ten aanzien van [slachtoffer 2] vast dat haar rechtstreeks schade is toegebracht. Bewezen is verklaard dat verdachte en zijn mededaders hebben geprobeerd [slachtoffer] te dwingen een geldbedrag af te geven door te dreigen niet alleen hem, maar ook zijn vriendin iets aan te doen. Ook is gedreigd een handgranaat voor haar beautysalon neer te leggen. Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat verdachte en zijn mededaders ook [slachtoffer 2] rechtstreeks schade hebben toegebracht.
De hoogte van het gevorderde bedrag is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2019.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 4.200,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor het gedeelte van € 3.600,00 dat ziet op de schade geleden door de [bedrijf slachtoffer 2] , dient [slachtoffer] niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat niet is gebleken dat hij is gemachtigd om namens deze rechtspersoon een vordering in te stellen. De rechtbank merkt op dat ook de [bedrijf slachtoffer 2] om een schadevergoeding heeft gevraagd, en deze ten dele is toegewezen.
Het gedeelte van € 600,00 dat ziet op de gestelde schade wegens de aanschaf van een nieuwe telefoon, is door de benadeelde partij niet onderbouwd. Voor dit gedeelte zal [slachtoffer] daarom ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.