ECLI:NL:RBAMS:2020:2169

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
20/645
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen toepassing vervangende hechtenis in verband met niet-uitvoering taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2020 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde die een taakstraf van 70 uren had opgelegd gekregen. De veroordeelde had niet met de uitvoering van de taakstraf aangevangen, wat leidde tot de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde diende op 4 februari 2020 een bezwaarschrift in tegen deze beslissing. In het bezwaarschrift werd aangevoerd dat de niet-uitvoering van de taakstraf niet te wijten was aan onwelwillendheid, maar dat de veroordeelde bereid was om de taakstraf alsnog uit te voeren. De raadsman van de veroordeelde verzocht om een laatste kans, aangezien de veroordeelde op dat moment in een zorginstelling verbleef en bezig was met het zoeken naar een passende woonplek. De officier van justitie steunde het verzoek van de raadsman en stelde voor om de veroordeelde een termijn van negen maanden te geven om de taakstraf te verrichten, gezien de omstandigheden rondom het coronavirus. De politierechter heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard, oordelend dat de veroordeelde alsnog in staat is om de taakstraf binnen de gestelde termijn te voltooien. De beslissing houdt in dat de taakstraf moet worden uitgevoerd binnen negen maanden, waarbij de politierechter de noodzaak van een zitting als niet nodig beschouwde.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/099368-19
RK: 20/645
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 6:6:23, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. F.D.W. Siccama,
[adres 2] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.Procesgang

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 3 mei 2019 veroordeelde een taakstraf van 70 uren, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, opgelegd en bevolen dat voor het geval veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 35 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 17 januari 2020 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan veroordeelde kennis gegeven.
De kennisgeving van deze beslissing is op 1 februari 2020 aan veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift is op 4 februari 2020 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
Veroordeelde is niet met de taakstraf aangevangen. De resterende taakstraf met aftrek van voorarrest is 66 uren.

2.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en veroordeelde in de gelegenheid stelt zijn taakstraf alsnog te verrichten.

3.Beoordeling

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, ressort Noord-West, van 24 december 2019, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van veroordeelde.
De politierechter heeft op 23 en 25 maart 2020 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde ontvangen.
Standpunt van veroordeelde en zijn raadsman
De raadsman van veroordeelde heeft in het bezwaarschrift en zijn e-mail van 23 maart 2020 opgenomen dat het niet uitvoeren van de taakstraf niet gelegen is in onwelwillendheid van veroordeelde en dat veroordeelde bereid is om de taakstraf alsnog uit te voeren. Veroordeelde verblijft op dit moment bij [naam zorginstelling] in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Men is nu bezig met het zoeken naar een passende woonplek voor veroordeelde. Veroordeelde rapt en het gaat goed met hem. Op dit moment zou een omzetting van de taakstraf naar een gevangenisstraf het ingezette traject met veroordeelde op nadelige wijze doorkruisen. Daarom wordt om een laatste kans verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft per e-mail van 25 maart 2020 te kennen gegeven dat het klaagschrift wat haar betreft gegrond kan worden verklaard, zodat veroordeelde nog een laatste kans wordt gegund om de taakstraf te voldoen. Gelet op de knelpunten in verband houdende met het coronavirus, heeft ze voorgesteld veroordeelde een termijn van negen maanden te geven om zijn taakstraf te verrichten. Ze heeft voorts aangegeven dat een zitting niet nodig is.
De raadsman van veroordeelde heeft per e-mail van 25 maart 2020 aangegeven dat hij zich kan vinden in het voorstel van de officier van justitie en dat wat hem betreft een behandeling ter zitting niet nodig is.
Oordeel van de politierechter
De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De politierechter is op grond van de hierboven genoemde stukken van oordeel dat, hoewel veroordeelde niet met de taakstraf is aangevangen, aannemelijk is geworden dat veroordeelde alsnog de opgelegde taakstraf naar behoren zal verrichten binnen de daarvoor bepaalde termijn en hem deze
allerlaatstekans moet worden geboden.
Op grond hiervan dient het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard zodat veroordeelde zijn bij voornoemd vonnis opgelegde taakstraf alsnog kan verrichten.

4.Beslissing

De politierechter
  • verklaart het bezwaar
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
  • bepaalt dat de taakstraf binnen
Deze beslissing is gegeven op 31 maart 2020 door
mr. L. Dolfing, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.