ECLI:NL:RBAMS:2020:2137

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8144559 CV EXPL 19-23054
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling voor foto- en videoshoot met geschil over non-conformiteit en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak vorderde de eiser, een professioneel fotograaf, betaling van € 514,25 van de gedaagde voor een foto- en videoshoot die op 26 april 2019 had plaatsgevonden. De gedaagde had de factuur niet betaald en voerde aan dat er geen overeenstemming was over de prijs en dat de overeenkomst buitengerechtelijk was ontbonden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de factuur moest betalen, omdat hij niet tijdig had gereclameerd over de geleverde diensten. De rechter stelde vast dat de gedaagde opdracht had gegeven voor video’s in staand formaat, ondanks dat hij beweerde dat dit niet conform de afspraak was. De rechter wees de vordering in reconventie van de gedaagde af, waarin hij schadevergoeding eiste voor kosten die hij had gemaakt voor modellen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in het ongelijk was gesteld en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 3 april 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8144559 CV EXPL 19-23054
vonnis van: 3 april 2020

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eiser]

handelende onder de naam
DE KUNST VAN FOTOGRAFIE
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: P. de Ruijter
t e g e n

[gedaagde]

wonende te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. L. van Hezik

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesdossier bestaat uit:
- de dagvaarding van 8 oktober 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- het instructievonnis van 20 december 2019;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 maart 2020. [eiser] is zonder gemachtigde verschenen. [gedaagde] is met zijn gemachtigde verschenen. [eiser] heeft geen conclusie van antwoord in reconventie ingediend, maar op voorhand aanvullende stukken ten behoeve van de mondelinge behandeling overgelegd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Zij hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[eiser] werkt als professioneel fotograaf.
1.2.
Op 4 april 2019 heeft [gedaagde] [eiser] benaderd voor een foto- en videoshoot voor zijn Instagram pagina. Op 15 april 2019 heeft deze shoot plaatsgevonden. [eiser] rekende hiervoor een uurtarief van € 37,50 exclusief btw. Dit is door [gedaagde] betaald.
1.3.
Op 26 april 2019 heeft een tweede shoot plaatsgevonden in Huizen. Nadien heeft [eiser] de opnames bewerkt.
1.4.
Op 14 mei 2019 heeft [gedaagde] , voor zover hier relevant, de volgende Whatsapp berichten aan [eiser] gestuurd:
“Als t ecbt niet gaat dan behouden we ze maar enkel voor de story helaas. Jammer hadden we t goed moeten aangeven (…) Oké [eiser] ! Ik ben benieuwd of het lukt en anders helaas alleen voor story! Wel zonde want het zijn mooie video’s! (…)”
1.5.
Op 18 mei 2019 heeft [eiser] een factuur van € 514,25 opgemaakt die ziet op de tweede shoot van 26 april 2019 en de bewerking van de foto’s en video’s.
1.6.
[gedaagde] heeft de factuur van 18 mei 2019 niet betaald.

Geschil in conventie

2. [eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
2.1. € 514,25
€ 514,25 aan hoofdsom;
2.2. € 77,14
€ 77,14 aan incassokosten;
2.3. € 423,50
€ 423,50 aan procedurekosten c.q. juridische bijstand;
2.4.
de proceskosten, inclusief salaris gemachtigde en nakosten.
3. [eiser] stelt hiertoe, kort weergegeven, dat hij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] diensten heeft geleverd, bestaande uit een foto- en video shoot in Huizen op 26 april 2019 en het nadien bewerken van de beelden. [gedaagde] is zijn betalingsverplichting niet nagekomen, ondanks meerdere aanmaningen.
4. [gedaagde] heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat hij de factuur niet verschuldigd is. Partijen hadden geen overeenstemming over de prijs. Bovendien is de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Het door [eiser] aan [gedaagde] geleverde is non-conform, zodat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] doet een beroep op verrekening.
5. De overige standpunten van partijen komen, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

Geschil in reconventie

6. [gedaagde] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
6.1.
een verklaring voor recht dat de tussen [gedaagde] en [eiser] gesloten overeenkomst met betrekking tot de shoot rechtsgeldig door [gedaagde] buitengerechtelijk is ontbonden op 3 december 2019, althans vordert deze overeenkomst (alsnog) te ontbinden;
6.2.
veroordeling van [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 300,00 ter zake van de door [gedaagde] geleden schade bestaande uit de kosten voor het inhuren van modellen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2019;
6.3.
veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
7. [gedaagde] stelt hiertoe, kort weergegeven, dat de overeenkomst op 3 december 2019 buitengerechtelijk is ontbonden, omdat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door video’s te leveren in een formaat dat niet geschikt is voor de Instagram [naam 1] . De tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding. [gedaagde] heeft schade geleden. Hij heeft € 300,00 aan de modellen betaald voor hun werk tijdens de shoot. Deze modellen zijn nu voor niets betaald, want het product kan niet worden gebruikt.
8. [eiser] voert verweer dat voor zover relevant bij de beoordeling aan de orde komt.

Beoordeling in conventie en reconventie

9. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, worden deze gezamenlijke beoordeeld.
10. De door [gedaagde] aangehaalde gebreken in de dagvaarding, waaronder enkele kennelijke verschrijvingen, brengen naar het oordeel van de kantonrechter geen nietigheid of niet-ontvankelijkheid met zich. Daarom zal een inhoudelijk oordeel volgen.
11. Partijen hebben hun afspraken niet schriftelijk vastgelegd. De eerste shoot - hier niet ter discussie - heeft [eiser] uitgevoerd tegen een uurtarief van € 37,50 exclusief btw. [eiser] heeft uiteengezet dat hij het uurtarief van € 37,50 exclusief btw altijd hanteert voor vaste klanten. Voor klanten met een eenmalige opdracht hanteert [eiser] een hoger tarief. Uit de overgelegde Whatsapp-correspondentie overgelegd als productie 4 bij dagvaarding kan worden opgemaakt dat [gedaagde] van deze tarieven op de hoogte was en daar ook mee akkoord ging, door ervoor te kiezen om met [eiser] in zee te gaan. Aangenomen wordt daarom dat partijen zijn overeengekomen dat ook de tweede shoot tegen een uurtarief van € 37,50 exclusief btw zou worden uitgevoerd. De omstandigheid dat [gedaagde] dit uurtarief betwist c.q. stelt dat voor de eerste shoot eenmalige prijsafspraken zijn gemaakt, dan wel de prijs voor de tweede shoot achteraf niet redelijk vindt kan daaraan niet afdoen, nu afwijkende prijsafspraken door hem niet worden genoemd of aangetoond noch anderszins andere prijsafspraken zijn gebleken. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen [eiser] tijdig mee te delen dat het voorgestelde uurtarief niet werd aanvaard. Door dit na te laten heeft [eiser] erop mogen vertrouwen dat partijen ook voor de tweede shoot een prijs van € 37,50 exclusief btw zijn overeengekomen.
12. Tussen partijen is niet in geschil dat de video’s in ‘staand’ (portret)formaat zijn opgenomen, in tegenstelling tot de eerste shoot die in ‘liggend’ (landschaps)formaat zijn opgenomen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat dit niet conform de opdracht was; hij wilde de video’s in liggend formaat. Dit wordt betwist door [eiser] . Uitgangspunt is dat wat partijen zijn overeengekomen wordt bepaald door hetgeen zij tegenover elkaar hebben verklaard en door hetgeen zij over en weer uit elkaars verklaringen hebben kunnen afleiden. Het volgende wordt overwogen.
13. Dat voor de tweede shoot opdracht is gegeven voor video’s in een liggend formaat zou volgens [gedaagde] onder meer moeten blijken uit de omstandigheid dat hij videovoorbeelden in dat formaat aan [eiser] heeft laten zien. Uit het enkel tonen van voorbeelden kan echter geen duidelijke en ondubbelzinnige afspraak over het formaat worden afgeleid. Zeker niet nu [eiser] als onweersproken ter zitting heeft toegelicht dat [gedaagde] tijdens de shoot herhaaldelijk op een groot scherm kon zien wat, en in welk formaat, er gefilmd werd. Ook het fototoestel stond dwars - in staand formaat -opgesteld hetgeen [gedaagde] - als niet deskundige - moet zijn opgevallen omdat [eiser] met een ‘schuin’ hoofd naar het display moest kijken. Niet is gebleken dat [gedaagde] op enig moment tijdens de shoot aan [eiser] heeft laten weten dat de video’s tot dusver niet aan zijn verwachtingen voldeden. Als [gedaagde] dat wel had gedaan, had [eiser] daar tijdens de shoot direct op kunnen inspelen.
De door [gedaagde] overgelegde verklaringen van [naam 2] leggen onvoldoende gewicht in de schaal ten voordele van [gedaagde] omdat zij niet concreet kunnen verklaren over wat partijen over het formaat van de video’s hebben afgesproken.
13. Er zijn meer aanwijzingen dat [gedaagde] wel degelijk (stilzwijgend) opdracht heeft gegeven voor portret-formaat, dan wel onduidelijke instructies heeft gegeven waardoor [eiser] erop heeft mogen vertrouwen dat [gedaagde] portret-formaat wilde. Niet valt in te zien waarom [eiser] , in afwijking van de vorige shoot toen de video’s liggend werden opgenomen, anders dan na een daartoe strekkende opdracht van [gedaagde] , ineens staand zou opnemen, terwijl dat minder gebruikelijk en bewerkelijker is. Ook vlak na de shoot heeft [gedaagde] de non-conformiteit waarop hij zich thans beroept niet aan [eiser] doorgegeven. Het ter zitting door [gedaagde] gevoerde verweer dat hij een conflict-vermijdend persoon is en hij daarom niet tijdens of direct na de shoot aan [eiser] liet weten dat de opnames niet aan zijn verwachtingen voldeden, kan hem (juridisch gezien) niet baten. Ten slotte werkt het niet in het voordeel van [gedaagde] dat hij de opnames, ondanks zijn bezwaren, daadwerkelijk heeft gebruikt op Instagram, al verschillen partijen van mening over hoe lang deze online hebben gestaan.
13. In lijn met het vorenstaande lijkt ook uit de Whatsapp-correspondentie, geciteerd in overweging 1.4, te volgen dat geen sprake is van non-conform werk door [eiser] , maar onduidelijke instructies van [gedaagde] (hij zegt namelijk: “Jammer hadden we t goed moeten aangeven”). [gedaagde] laat in hetzelfde Whatsapp gesprek verder weten dat hij de video’s mooi vindt en zich neerlegt aan het feit dat hij ze alleen voor Instagram Stories kan gebruiken. Dat strookt niet met zijn ingenomen standpunt in deze procedure.
13. De conclusie is dat moet worden aangenomen dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor foto’s en/of video’s in staand formaat. Nu de hoogte van de factuur verder niet is betwist dient [gedaagde] deze te betalen.
17. Ten overvloede wordt overwogen dat [gedaagde] in een veel te laat stadium heeft gereclameerd over de non-conformiteit en de tekortkoming waarop hij zich thans beroept, zodat hem ook om die reden geen beroep op ontbinding van de overeenkomst toekomt. [gedaagde] had ruim de gelegenheid om tijdens de shoot of direct daarna aan [eiser] te laten weten dat de opnames niet aan zijn verwachtingen voldeden, hetgeen hij heeft nagelaten. Hierdoor is [eiser] tijd blijven besteden aan de door [gedaagde] verstrekte opdracht. [gedaagde] dient, zeker onder de gegeven omstandigheden, voor die tijd te betalen. De gevorderde factuur zal dan ook worden toegewezen.
17. De in conventie gevorderde hoofdsom wordt gezien het voorgaande toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke handelsrente wordt afgewezen, omdat niet gebleken van een handelsovereenkomst. In plaats daarvan zal de wettelijke rente worden toegewezen.
19. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar, omdat deze kosten op de juiste wijze bij brief (productie 10 bij dagvaarding) zijn aangezegd conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
19. Toewijzing van de door [eiser] gevorderde ‘procedurekosten’ van € 423,50 is niet aan de orde. De kosten van het produceren van een dagvaarding – want blijkens de bij dagvaarding overgelegde, aan [eiser] gerichte factuur van 26 juli 2019 gaat het daarom – dienen te worden voldaan uit het toe te kennen bedrag aan salaris gemachtigde. [eiser] (lees: Juristu) weet, althans behoort te weten, dat dergelijke kosten niet separaat kunnen worden gevorderd; daartoe bestaat geen wettelijke basis.
19. Op grond van het voorgaande ontvalt de rechtsgrond aan de vordering in reconventie. Deze zal worden afgewezen.
19. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie, waarbij wordt opgemerkt dat in conventie één punt aan gemachtigdensalaris toewijsbaar is, omdat [eiser] op de zitting niet is bijgestaan door een gemachtigde. In reconventie worden de proceskosten begroot op nihil, omdat [eiser] geen conclusie van antwoord in reconventie heeft ingediend en de vordering nauw samenhangt met de vordering in conventie.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van:
• € 514,25 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
• € 77,14 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
explootkosten € 85,14
salaris gemachtigde € 120,00
griffierecht € 231,00
-----------------
totaal € 436,14
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;

in reconventie

wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.