Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gevoegde partij]gevestigd te […],
gevoegde partij aan de zijde van gedaagden,
advocaat mr. […] te Amsterdam.
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde [gevoegde partij], [gedaagde 1] en [gedaagde 2]: […].
2.De feiten
request for arbitrationde ICC-arbitrage te Parijs aanhangig gemaakt.
3.Het geschil
primair[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot nakoming van hun verplichtingen onder de Term Sheet, inhoudende betaling van € 953.233,-, vermeerderd met de wettelijke rente en
subsidiair[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag.
Tevens vordert [eiseres] om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten (€ 6.541,17), in de beslagkosten (€ 2.098,86) en in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
expert opinionin het geding gebracht van mr. R. Schellaars en prof. mr. B. van Zelst. Hierin is – kort gezegd – opgenomen dat het hier gaat om een arbitrage buiten Nederland zodat de vraag of de Nederlandse voorzieningenrechter (toch) bevoegd is moet worden beantwoord aan de hand van de artikelen 1074a en 1074d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In dit laatste artikel is – kort gezegd – bepaald dat de Nederlandse rechter zich uitsluitend bevoegd verklaart indien de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen. Anders gezegd, de arbitrage moet een tijdig en volwaardig alternatief bieden. In dit geval komt de
expedited procedurevan artikel 30 van het ICC Reglement voor toepassing in aanmerking omdat het arbitraal beding na 1 maart 2017 is gesloten en het financieel belang onder het bedrag van USD 2 miljoen ligt. Dit is weliswaar een versnelde bodemprocedure, maar het is niet waarschijnlijk – en omwille van de eisen van een goede procesorde ook feitelijk niet mogelijk – dat in deze procedure op korte termijn vonnis wordt gewezen. Gezien artikel 1074d Rv is de voorzieningenrechter dan bevoegd omdat sprake is van een “niet tijdige” beslissing in arbitrage. Verder voorziet artikel 29 van het ICC Reglement in de
emergency arbitratorprocedure. In deze procedure kan in spoedeisende gevallen, voorafgaand aan de uitkomst van een arbitrale bodemprocedure, een
emergency arbitratorworden benoemd. De beoordeling of sprake is van een spoedeisend geval is echter zeer streng en strenger dan in een Nederlands kort geding. Daarnaast is van belang dat een
emergency arbitratorslechts een
orderkan treffen die weliswaar voor partijen bindend is, maar die zeker niet automatisch (als ware het een vonnis) voor tenuitvoerlegging in aanmerking komt. Ook indien de
emergencyprocedure wordt gevolgd, geldt dus dat de in de dagvaarding door [eiseres] verzochte beslissing niet in arbitrage kan worden verkregen, zoals bedoeld in artikel 1074d Rv.
expedited procedureniet tot een tijdige beslissing kan leiden, dan kan [eiseres] verzoeken om benoeming van een
emergency arbitrator. Een dergelijke arbiter kan met spoed worden benoemd en zal in beginsel binnen 15 dagen nadat het dossier aan hem is overgedragen zijn beslissing geven. Of er voldoende spoedeisend belang is bij toewijzing van de voorziening wordt uiteindelijk getoetst door de
emergency arbitratorzelf. Dit wordt niet getoetst bij de aanvraag een
emergency arbitratorte benoemen. Dat deze toets strenger is dan in een Nederlands kort geding, zoals is gesteld in de door [eiseres] in het geding gebrachte
expert opinion, blijkt nergens uit. Als [eiseres] op 22 november 2019 gelijktijdig met het indienen van het arbitrageverzoek (zie 2.9) om benoeming van een
emergency arbitratorhad verzocht, dan was er nu al een beslissing van die arbiter geweest. Dit kort geding is dan ook een verkapte manier om onder de arbitrage uit te komen.
emergency arbitratorzijn beslissing geeft in de vorm van een
orderdie bindend is voor partijen. Het ICC Reglement verhindert niet dat een
orderten uitvoer kan worden gelegd. Dit wordt uiteindelijk bepaald door het toepasselijke nationale recht en eventueel door internationale instrumenten. In een (niet gepubliceerd) arrest van het gerechshof Den Haag van 28 februari 2017 is aangenomen dat een
ordervan een
emergency arbitratorkan worden gelijkgesteld met een arbitraal vonnis en dus ten uitvoer kan worden gelegd. Ook in die zaak ging het om betaling van een geldsom. Dat een
ordervan een buitenlandse
emergency arbitratorin aanmerking komt voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland volgt verder ook uit de volgende twee argumenten:
(1) naar nationaal recht kan worden beoordeeld of sprake is van een scheidsrechterlijke uitspraak die op grond van het verdrag van New York voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking komt. Dat een
ordervan een
emergency arbitratorals zodanig kan worden gekwalificeerd behoeft gezien artikel 1043b lid 4 Rv geen uitgebreid betoog. Hier is immers bepaald dat (tenzij het scheidsgerecht anders bepaalt) een uitspraak over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als een arbitraal vonnis geldt.
ordervan een
emergency arbitratorbij een Nederlandse plaats van arbitrage wel voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking komt, valt er alles voor te zeggen dat dit ook moet kunnen bij een buitenlandse plaats van arbitrage.
partnershipwenste aan te gaan met [gevoegde partij]. In dit kader heeft [eiseres] ook een belang genomen in [gevoegde partij]. Het
partnershipkwam echter niet van de grond omdat [eiseres] haar belofte om nog verder in [gevoegde partij] te investeren niet nakwam. Ook ontstond er onenigheid over de hoogte van de
fees, waarna [eiseres] de onderhandelingen plotseling liet klappen. Toen zij daarop werd aangesproken, bleek dat de sleutelfiguren bij [eiseres] waren vertrokken. Nadien liet [eiseres] nog slechts weten dat zij de in de Term Sheet opgenomen optie ging uitoefenen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ontkennen niet dat [eiseres] de optie rechtsgeldig heeft uitgeoefend, maar op grond van de onterecht afgebroken onderhandelingen zullen zij in de arbitrage een tegenvordering tegen [eiseres] instellen.
deze tekst is verwijderd]. Tot slot dient een afweging van belangen in het voordeel van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uit te vallen. Een oplossing voor deze kwestie dient te worden gevonden in het slagen van de investeringsronde van [gevoegde partij] die thans gaande is, waardoor er middelen komen om [eiseres] te betalen. Toewijzing van de vordering in dit kort geding levert alleen verliezers op.
4.De beoordeling
de bevoegdheid van de voorzieningenrechter
expedited procedurezoals geregeld in artikel 30 van het ICC Reglement. De in die procedure gevraagde beslissing kan echter “niet tijdig” worden verkregen, zoals bedoeld in artikel 1074d Rv. Dit staat dus niet in de weg aan het aannemen van de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in dit kort geding.
emergency arbitratorop grond van artikel 29 van het ICC Reglement weliswaar tijdig kan worden verkregen, maar dat een dergelijke
orderniet vatbaar is voor erkenning en tenuitvoerlegging. [gevoegde partij], [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aangevoerd dat een
ordervan de
emergency arbitratordaarvoor wel vatbaar is. Het gaat dus – kort gezegd – om de vraag of een dergelijke
ordereen volwaardig alternatief is voor een in dit kort geding te verkrijgen beslissing. Dat een
ordervan de
emergency arbitratorvoor partijen bindend is, is hiervoor onvoldoende. Wat hiervoor nodig is, is dat voor een
ordereen exequatur kan worden verkregen. Uit de literatuur blijkt dat dit niet het geval is. Hiervoor wordt verwezen naar prof. mr. H.J. Snijders (aantekening 2 bij artikel 1049 Rv in de GS Burgelijke rechtsvordering) en naar het artikel in TVA 2016/25 van mr. T. Schouten en mr. drs. L. Stevens (“Het tijdigheidsvereiste van artikel 1022c en artikel 1074d Rv in kort geding”). Snijders en de auteurs van dit laatste artikel zijn vrij stellig: een
ordervan de
emergency arbitratorkan weliswaar tijdig worden verkregen maar een
orderter incasso van een vordering komt niet voor (gedwongen) tenuitvoerlegging in aanmerking. De facto betekent dit dus dat een beslissing niet in arbitrage kan worden verkregen, aldus de auteurs van het artikel
orderin dat geval executeerbaar was, is gebaseerd op de stelling dat een
order“in beginsel” een arbitraal vonnis is en dat arbitrale vonnissen “als zodanig in Nederland executeerbaar (kunnen) zijn”. Dit zou slechts anders zijn als het scheidsgerecht zelf bepaalt dat een voorlopige voorziening niet als een arbitraal vonnis geldt, aldus het arrest. De voorzieningenrechter overweegt hierover dat beantwoording van de vraag of een
orderwel of niet als een arbitraal vonnis kan worden aangemerkt, afhankelijk is van de inhoud van de
order.Een
orderkan immers ook slechts een procedurele (regie)aanwijzing van de arbiter(s) behelzen en is dan geen “vonnis”. Dit gaat echter voorbij aan de kernvraag, te weten of een
orderexecuteerbaar is (en volgens de onder 4.3 genoemde literatuur is dat niet het geval). Daarbij komt dat – als een
orderwaarin een partij wordt veroordeeld tot betaling van een geldsom al voor tenuitvoerlegging in aanmerking zou komen – [eiseres] voor de tenuitvoerlegging van een
ordervan een
emergency arbitratorin Parijs op de voet van artikel 1075 jo artikel 985 Rv eerst verlof zal moeten verkrijgen van het gerechtshof. De exequatur-procedure bij het gerechtshof is – anders dan het gerechtshof Den Haag aanneemt in het arrest van 28 februari 2017 – geen
ex parteprocedure maar een procedure op tegenspraak. Dit betekent dat zelfs als [eiseres] tijdig een
ordervan de
emergency arbitratorkan verkrijgen, dit gezien de te volgen exequaturprocedere niet kan worden gezien als een tijdig en volwaardig alternatief als bedoeld in artikel 1074d Rv.
start up) die laatste vordering niet kan voldoen zolang [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gebreke blijven. De vordering van [eiseres] voldoet hiermee aan het onder 4.5 weergegeven criterium.
deze tekst is verwijderd].
1.523,00