ECLI:NL:RBAMS:2020:2103
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over schorsing van voorlopige hechtenis in verband met coronamaatregelen
Op 1 april 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen over het verzoek van de raadsman van de verdachte om de voorlopige hechtenis te schorsen. De raadsman had op 18 maart 2020 verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, waarbij hij aangaf dat de verdachte bereid was zich aan de voorwaarden te houden. De officier van justitie heeft zich echter verzet tegen dit verzoek. Tijdens de zitting op 1 april 2020 heeft de rechtbank de zaak behandeld en is er beraadslaagd in raadkamer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is ingediend en dat er geen aanleiding is om tot een ander oordeel te komen over de ernstige bezwaren. De rechtbank oordeelt dat de persoonlijke belangen van de verdachte niet opwegen tegen het algemeen belang van de voortduring van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden die zijn ontstaan door de uitbraak van het coronavirus, maar concludeert dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen.
De rechtbank heeft opgemerkt dat de inhoudelijke behandeling van de strafzaak van de verdachte is aangevangen op 9 maart 2020, maar door de coronamaatregelen is deze behandeling vertraagd. De rechtbank heeft aangegeven zich in te spannen om de behandeling zo snel mogelijk te hervatten zodra de situatie het toelaat. De rechtbank heeft ook de omstandigheden in de penitentiaire inrichting in overweging genomen, maar oordeelt dat deze omstandigheden op zichzelf geen reden zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.