ECLI:NL:RBAMS:2020:2091

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
C/13/680058 / KG ZA 20-165
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag en de rechtsverhouding tussen contractspartijen in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen F21 Global en Excellence Security. F21 Global vorderde de opheffing van conservatoire beslagen die door Excellence Security waren gelegd op haar bankrekeningen. De achtergrond van het geschil ligt in een overeenkomst tussen F21 Global en Excellence Security voor beveiligingsdiensten. F21 Global stelde dat Excellence Security haar contractuele verplichtingen niet was nagekomen, wat leidde tot een onregelmatige opzegging van de overeenkomst. Excellence Security daarentegen betwistte dat F21 Global de contractspartij was en voerde aan dat de overeenkomst nog steeds van kracht was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat F21 Global voorshands niet aannemelijk had gemaakt dat de vordering van Excellence Security ondeugdelijk was. De rechter concludeerde dat de overeenkomst tussen F21 Global en Excellence Security na afloop van de initiële looptijd was voortgezet en dat F21 Global de contractspartij was. De rechter weegt de belangen van beide partijen en oordeelt dat het belang van Excellence Security bij het behoud van het beslag zwaarder weegt dan het belang van F21 Global bij opheffing daarvan. De rechter heeft de opheffing van het beslag onder voorwaarden toegewezen, waarbij F21 Global een bedrag van € 92.000,00 op de derdengeldrekening van de advocaat van Excellence Security moet storten, totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure is.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over hun contractuele relaties en de gevolgen van een onregelmatige opzegging van een overeenkomst. De rechter heeft ook de proceskosten aan F21 Global opgelegd, omdat zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/680058 / KG ZA 20-165 HH/MvG
Vonnis in kort geding van 27 februari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOREVER 21 GLOBAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 21 februari 2020,
advocaten mrs. J.M. Hummelen en J.L. Reijnders te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXCELLENCE SECURITY B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. Goedhart te Rotterdam.
Partijen zullen hierna F21 Global en Excellence Security worden genoemd.

1.De procedure

Op de mondelinge behandeling van 26 februari 2020 heeft F21 Global de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Excellence Security heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 27 februari 2020 de beslissing gegeven in de vorm van een ‘kopstaartvonnis’. Het hierna volgende is de uitwerking daarvan en is afgegeven op 6 maart 2020.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van F21 Global: [medewerker F21 Global 1] , [functie] , en mrs. Hummelen en Reijnders:
aan de zijde van Excellence Security: [medewerker Excellence] , [functie] , en mr. Goedhart.

2.De feiten

2.1.
F21 Global maakt deel uit van een groep vennootschappen, waartoe ook F21 Netherlands B.V. behoort. Gezamenlijk zullen zij hierna F21 worden genoemd.
2.2.
Ten behoeve van de beveiliging van winkels van F21 in Amsterdam en Rotterdam, hebben F21 en Excellence Security overeenkomsten gesloten.
2.3.
Op 16 april 2014 is een overeenkomst tot stand gekomen voor de vestiging van F21 in Amsterdam. Deze is geëindigd op 30 maart 2019.
2.4.
Excellence Security heeft op 7 oktober 2015 een offerte gestuurd aan F21 Global voor de vestiging in Rotterdam. Deze offerte is namens F21 Global getekend door [medewerker F21 Global 2] . In de offerte staat dat de overeenkomst een looptijd heeft van twee jaar, ingaande op 1 oktober 2015, en dat deze niet tussentijds beëindigd dan wel opgezegd kan worden. Verder staat in de overeenkomst, voor zover van belang, het volgende:

Opzegging van de overeenkomst dient te geschieden met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden, voorafgaande aan de expiratiedatum.
De overeenkomst kan door partijen aan het einde van de overeenkomst bij aangetekend schrijven tegen het einde van een kalendermaand worden opgezegd met opgaaf van redenen’.
2.5.
De facturen van Excellence Security voor haar dienstverlening in de winkels in Amsterdam en Rotterdam zijn telkens door F21 Netherlands betaald. Deze facturen werden door Excellence Security verzonden aan het ‘Shared Sevices Centre’ van F21 dat in F21 Global is ondergebracht.
2.6.
Op 1 juni 2017 hebben F21 en Excellence Security een addendum getekend waarin zij zijn overeengekomen dat Excellence Security de pauzetijden van haar werknemers niet aan F21 in rekening zal brengen.
2.7.
Excellence Security heeft over de periode juni 2017 tot en met september 2019 voor haar dienstverlening in de vestiging in Rotterdam ten onrechte pauze-uren gefactureerd aan F21 voor in totaal een bedrag van € 43.339,97 exclusief btw. Bij e-mail van 25 september 2019 heeft [medewerker F21 Global 3] , [functie] van F21, Excellence Security verzocht binnen twee weken creditnota’s te verstrekken, bij gebreke waarvan Excellence Security in gebreke zal worden gesteld. Verder heeft F21 in deze e-mail haar klachten over het beveiligingspersoneel van Excellence Security uiteengezet.
2.8.
Bij e-mail van 10 oktober 2019 heeft Excellence Security F21 aangeboden 2/3de van de ten onrechte gefactureerde pauze-uren te vergoeden en uiterlijk 18 oktober 2019 een compensatievoorstel te zullen doen. Bij e-mail van 17 oktober 2019 heeft Excellence Security F21 aangeboden € 28.893,31 te compenseren in de vorm van een maandelijkse korting op de maandfactuur van € 2.222,56 vanaf november 2019 tot en met december 2020.
2.9.
Bij brief van 18 oktober 2019 van haar raadsman heeft F21 de overeenkomst met Excellence Security per 1 november 2019 ontbonden en als grondslag aangevoerd dat Excellence Security in verzuim was met de afwikkeling van de in rekening gebrachte pauze-uren. Verder heeft F21 geschreven dat Excellence Security deze brief subsidiair dient te beschouwen als een opzegging tegen 1 januari 2020, althans tegen de eerst mogelijke datum en meegedeeld na 1 november 2019 geen gebruik meer te willen maken van de diensten van Excellence Security.
2.10.
Bij e-mail van 22 oktober 2019 heeft Excellence Security aan F21 bericht de opzegging in goede orde te hebben ontvangen, dat een opzegtermijn van drie maanden in acht wordt genomen en de overeenkomst zal eindigen op 31 januari 2020. Verder staat in deze e-mail dat Excellence Security de dienstverlening in ieder geval tot en met 31 oktober 2019 zal continueren en dat indien F21 per 1 november 2019 geen gebruik meer wil maken van haar diensten, de maanden november en december 2019 en januari 2020 wel aan F21 in rekening zullen worden gebracht.
2.11.
Voor haar dienstverlening in de maanden augustus, september en oktober 2019 heeft Excellence Security aan F21 facturen gestuurd voor in totaal een bedrag van € 50.243,31 exclusief btw. F21 heeft deze facturen onbetaald gelaten.
2.12.
Voor de maanden november en december 2019 en januari 2020 heeft Excellence Security aan F21 facturen gestuurd voor in totaal een bedrag van
€ 51.592,40 exclusief btw. F21 heeft deze facturen onbetaald gelaten.
2.13.
Excellence Security heeft op 12 februari 2020 een verzoekschrift tot conservatoire beslaglegging ingediend bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank, waarin zij haar vordering op F21 Global berekent op € 92.000,00 inclusief rente en kosten. Er is vervolgens verlof verleend om voor dit bedrag (repeterend met een maximum van drie keer) beslag te leggen.
2.14.
Excellence Security heeft op 17 februari 2020 ten laste van F21 Global conservatoir beslag gelegd op bankrekeningen van F21 Global bij ING, ABN Amro en de Rabobank. Het beslag heeft doel getroffen.

3.Het geschil

3.1.
F21 Global vordert, samengevat:
primair: opheffing van de beslagen;
subsidiair: opheffing van de beslagen onder de voorwaarde dat F21 Global gelijktijdig een bedrag van € 92.000,00 van de beslagen gelden overboekt naar de derdenrekening van haar advocaat en dit bedrag op die rekening wordt aangehouden totdat Excellence Security een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak tegen F21 Global verkrijgt of F21 Global en Excellence Security een vaststellingsovereenkomst sluiten waaronder Excellence Security aanspraak kan maken op (een gedeelte) van het aangehouden bedrag;
meer subsidiair: opheffing van de beslagen onder de voorwaarde dat F21 Global gelijktijdig een bedrag van € 92.000,00 van de beslagen gelden overboekt naar de derdenrekening van de advocaat van Excellence Security en dit bedrag op die rekening wordt aangehouden totdat Excellence Security een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak tegen F21 Global verkrijgt of F21 Global en Excellence Security een vaststellingsovereenkomst sluiten waaronder Excellence Security aanspraak kan maken op (een gedeelte) van het aangehouden bedrag;
in alle gevallen:
- Excellence Security te bevelen, op straffe van een dwangsom, om bij een toekomstig bij een Nederlandse rechter in te dienen beslagrekest waarin Excellence Security verlof verzoekt tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van F21 Global een kopie van dit vonnis over te leggen;
- Excellence Security te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Excellence Security voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 705 lid 2 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een beslag opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ligt het op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert (in dit geval F21 Global) om, met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kort geding, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger (in dit geval Excellence Security) gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd. Tevens dienen de belangen van beide partijen te worden afgewogen.
Contractspartij
4.2.
F21 Global stelt zich op het standpunt dat niet zij maar F21 Netherlands de contractspartij van Excellence Security is. De winkel in Rotterdam werd geëxploiteerd door F21 Netherlands, zodat de diensten van Excellence Security zijn geleverd aan F21 Netherlands. F21 Global was tot deze procedure niet bekend met de getekende offerte van 7 oktober 2015. Sowieso kan uit die overeenkomst thans geen rechtsrelatie meer worden aangenomen tussen F21 Global en Excellence Security, omdat deze is geëindigd op 1 oktober 2017 en alleen kon worden verlengd bij wederzijdse tevredenheid en indien partijen daarover overeenstemming zouden bereiken, maar daarvan was geen sprake. Excellence Security heeft in oktober 2017 een nieuwe offerte uitgebracht die op naam stond van ‘Forever 21’ en niet op naam van F21 Global. Hoewel deze offerte niet is getekend is er wel een nieuwe overeenkomst tot stand gekomen met F21 Netherlands. Excellence Security heeft haar facturen steeds op naam gesteld van ‘F21 Nederland’ en deze zijn telkens door F21 Netherlands betaald, aldus steeds F21 Global.
4.3.
Excellence Security heeft het volgende aangevoerd. De offerte van 7 oktober 2015 staat op naam van F21 Global en is namens haar door [medewerker F21 Global 2] getekend, die destijds [functie] was van F21 Global. Daarmee is sprake van een getekende akte, die op grond van artikel 156 Rv in beginsel het bewijs oplevert van de contractuele verhouding tussen F21 Global en Excellence Security. Het klopt dat in oktober 2017 een nieuwe offerte is voorgelegd, maar partijen zijn niet tot nieuwe afspraken gekomen, omdat geen overeenstemming werd bereikt. De offerte is ook niet getekend. In oktober 2017 is dus geen nieuwe overeenkomst tot stand gekomen en de overeenkomst van oktober 2015 is dus voortgezet. De facturen staan weliswaar op naam van F21 Nederland B.V. maar deze zijn gestuurd naar het Shared Service Centre van F21 Global. Het enkele feit dat F21 Netherlands de winkel in Rotterdam exploiteerde, betekent nog niet dat zij ook de contractspartij is van Excellence Security. Ook het feit dat F21 Netherlands de facturen heeft voldaan, maakt niet dat er sprake is van een wijziging van de contractuele verhouding tussen Excellence Security en F21 Global, aldus steeds Excellence Security.
4.4.
Excellence Security heeft onweersproken aangevoerd dat [medewerker F21 Global 2] bevoegd was om namens F21 Global de overeenkomst aan te gaan. F21 Global heeft daar slechts tegenover gesteld dat [medewerker F21 Global 2] ook bevoegd was om namens F21 Netherlands overeenkomsten aan te gaan. Nu de offerte van 7 oktober 2015 op naam staat van F21 Global en deze namens F21 Global is getekend door [medewerker F21 Global 2] , is voorshands aannemelijk dat in oktober 2015 een overeenkomst tot stand is gekomen tussen F21 Global en Excellence Security. Dat de facturen op naam gesteld zijn van F21 Netherlands doet daar niet aan af, omdat de tenaamstelling van de facturen niet bepalend is voor de vraag wie contractspartij is. Ook het feit dat de facturen zijn betaald door F21 Netherlands, maakt nog niet dat zij als contractspartij kan worden beschouwd. F21 Netherlands maakt deel uit van een groep vennootschappen, waartoe ook F21 Global behoort en facturen kunnen door een derde bevrijdend worden betaald.
4.5.
F21 Global heeft tijdens de mondelinge behandeling het standpunt ingenomen dat Excellence Security en F21 Netherlands in oktober 2017 een nieuwe overeenkomst zijn aangegaan naar aanleiding van een door Excellence Security uitgebrachte offerte op naam van ‘Forever 21’. Dit standpunt staat echter haaks op hetgeen daarover in de dagvaarding (randnummer 14) naar voren is gebracht. Daar staat namelijk dat F21 Netherlands nooit akkoord heeft gegeven op de offerte van Excellence Security van oktober 2017, omdat partijen het destijds niet eens waren over enkele voorwaarden in de offerte. Voorshands is daarom niet aannemelijk dat een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen en dat F21 Netherlands in oktober 2017 contractspartij is geworden in plaats van F21 Global.
4.6.
Voor zover F21 Global heeft willen stellen dat, gelet op alle omstandigheden van het geval er op enig moment een rechtsgeldige contractsoverneming is geweest door F21 Netherlands, gaat dit standpunt niet op. Artikel 6:159 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste kan overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte. Het opmaken van een akte is een constitutief vereiste voor contractsoverneming. Gesteld noch gebleken is dat aan de voorwaarden van artikel 6:159 BW is voldaan.
4.7.
Tot slot heeft F21 Global nog gesteld dat Excellence Security zich voorafgaand aan het beslagrekest nooit op het standpunt heeft gesteld dat F21 Global haar schuldenaar is en heeft zij in het minnelijk traject betaling gevorderd van F21 Netherlands. Terecht heeft Excellence Security daartegen aangevoerd dat F21 Global in het minnelijk traject zelf ook onduidelijkheid heeft laten bestaan over wie de contractspartij is en nimmer het standpunt heeft ingenomen dat zij niet de contractspartij is van Excellence Security. Het feit dat Excellence Security in het minnelijk traject betaling heeft gevorderd van F21 Netherlands, maakt nog niet dat zij haar recht om betaling te vorderen van F21 Global heeft prijsgegeven, of dat F21 Netherlands daardoor de contractspartij van Excellence Security is geworden.
4.8.
Op grond van bovenstaande is voorshands aannemelijk dat de overeenkomst van oktober 2015 tussen F21 Global en Excellence Security na ommekomst van de overeengekomen duur van twee jaren voor onbepaalde tijd is voortgezet en dat F21 Global in deze contractspartij is van Excellence Security.
Schending artikel 21 Rv
4.9.
F21 Global stelt dat Excellence Security in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Rv, omdat zij in het beslagrekest de voorzieningenrechter onjuist heeft geïnformeerd over de contractuele verhoudingen. In het beslagrekest heeft Excellence Security namelijk geen melding gemaakt van de ‘nieuwe overeenkomst’ tussen F21 Netherlands en Excellence Security die in oktober 2017 tot stand is gekomen, aldus F21 Global.
4.10.
Uit artikel 21 Rv vloeit voort dat partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten en omstandigheden volledig en naar waarheid moeten aanvoeren. Indien een partij niet aan deze verplichting voldoet, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De nauwgezette naleving van de in artikel 21 Rv neergelegde verplichting klemt te meer bij een beslagrekest, aangezien toewijzing van een dergelijk verzoek tot zeer ingrijpende gevolgen voor de wederpartij kan leiden en de rechter na een slechts summier onderzoek en in beginsel zonder de partij ten laste van wie beslag wordt gelegd te horen, op het verzoekschrift beslist.
4.11.
Zoals hierboven reeds is beslist, is voorshands niet aannemelijk dat in oktober 2017 een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtsverhouding tussen F21 Global en Excellence Security wordt beheerst door de overeenkomst van oktober 2015. Die overeenkomst heeft Excellence Security als bijlage bij het beslagrekest meegestuurd en zij heeft die overeenkomst aan haar vordering ten grondslag gelegd. Van schending van artikel 21 Rv is dus geen sprake.
Ontbinding/Vordering summierlijk (on)deugdelijk
4.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat de facturen van Excellence Security voor haar dienstverlening in augustus, september en oktober 2019 voor in totaal een bedrag van
€ 50.243,31 exclusief btw moeten worden voldaan.
4.13.
Ook over de afwikkeling van de door Excellence Security gefactureerde pauze-uren voor haar dienstverlening in de vestiging in Rotterdam bestaat geen geschil meer tussen partijen. Aanvankelijk heeft Excellence Security aangeboden 2/3de van de ten onrechte gefactureerde pauze-uren te vergoeden, maar in het beslagrekest en in de dagvaarding in de bodemprocedure heeft zij erkend dat het volledige bedrag van € 43.339,97 aan F21 Global moet worden terugbetaald.
4.14.
Partijen zijn nog wel verdeeld over de vraag of Excellence Security voor haar dienstverlening in de vestiging in Amsterdam ten onrechte pauze-uren heeft gefactureerd aan F21, en over de verschuldigdheid van de facturen van Excellence Security die zij aan F21 Global heeft gestuurd nadat de overeenkomst was opgezegd.
4.15.
In de dagvaarding (randnummer 42, 43 en 44) heeft F21 Global zich op het standpunt gesteld dat Excellence Security ook voor haar dienstverlening in de vestiging in Amsterdam ten onrechte pauze-uren in rekening heeft gebracht voor in totaal een bedrag van € 25.883,52 exclusief btw. Excellence Security heeft dit gemotiveerd betwist. De door F21 Global overgelegde berekening biedt hierover onvoldoende duidelijkheid. Dit verrekeningsverweer dient in de hoofdzaak te worden beoordeeld, waar anders dan in deze procedure plaats is voor nader onderzoek en zo nodig bewijslevering. Deze procedure leent zich daar niet voor.
4.16.
Nadat F21 Global de overeenkomst voor de vestiging in Rotterdam had beëindigd, heeft Excellence Security nog een drietal facturen aan F21 Global gezonden voor in totaal een bedrag van € 51.592,40 exclusief btw.
4.17.
F21 Global heeft gesteld dat zij de overeenkomst per 1 november 2019 heeft ontbonden, zodat zij na die datum geen betaling meer verschuldigd is aan Excellence Security. De grondslag voor de ontbinding is de gebrekkige afwikkeling door Excellence Security van de pauze-uren alsmede de problemen met het beveiligingspersoneel van Excellence Security. Voor zover de overeenkomst is opgezegd en er een opzegtermijn geldt, heeft F21 Global aan Excellence Security bericht na 1 november 2019 geen gebruik meer te willen maken van haar diensten en heeft Excellence Security ook geen diensten meer verricht. Ook om die reden is F21 Global na 1 november 2019 geen betaling meer verschuldigd aan Excellence Security, aldus steeds F21 Global.
4.18.
Excellence Security heeft aangevoerd dat F21 Global de overeenkomst ten onrechte buitengerechtelijk heeft ontbonden. In haar ontbindingsbrief van 18 oktober 2019 heeft F21 Global de financiële afwikkeling van de pauze-uren voor de vestiging Rotterdam aan de ontbinding ten grondslag gelegd en niet de vermeende problemen met werknemers van Excellence Security. Het is voorshands niet aannemelijk dat het enkel niet verstrekken van een creditfactuur .een toerekenbare tekortkoming oplevert, die de ontbinding rechtvaardigt. De brief van 18 oktober 2019 is dus te beschouwen als een opzeggingsbrief, waarbij moet worden uitgegaan van een opzegtermijn van drie maanden, zoals in de overeenkomst vastgelegd. Excellence Security was gedurende de opzegtermijn beschikbaar voor het uitvoeren van haar werkzaamheden, maar is daartoe door F21 Global niet in de gelegenheid gesteld. F21 Global is daarom gehouden tot betaling.
4.19.
Door F21 Global is weliswaar geklaagd bij Excellence Security over haar beveiligingspersoneel, maar zij heeft in haar brief van 18 oktober 2019 alleen de afwikkeling van de pauze-uren ten grondslag gelegd aan de ontbinding van de overeenkomst. In deze brief heeft F21 Global in zijn geheel niet gerefereerd aan de vermeende gebrekkige kwaliteit van de dienstverlening van Excellence Security, zodat zij uit de ontbindingsbrief redelijkerwijs ook niet heeft hoeven afleiden dat F21 Global ook dat aan de ontbinding ten grondslag heeft gelegd.
4.20.
De vraag of Excellence Security tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met F21 Global in verband met de afwikkeling van de pauze-uren kan in het midden blijven, omdat, voor zover daarvan al sprake zou zijn, de tekortkoming de ontbinding en haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.21.
Bovenstaande betekent dat voorshands wordt geoordeeld dat F21 Global de overeenkomst heeft opgezegd.
4.22.
Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten. Voor de overeenkomst van opdracht geldt als uitgangspunt dat de opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen (artikel 4:408 lid 1 BW). Wel kan de opdrachtgever schadeplichtig zijn jegens de opdrachtnemer vanwege de opzegging, bijvoorbeeld door het niet in achtnemen van de overeengekomen opzegtermijn.
Voorshands is aannemelijk, gelet op de bewoordingen van de overeenkomst (zie hiervoor onder 2.4.) dat partijen een opzegtermijn van drie maanden zijn overeengekomen.
F21 Global heeft de overeenkomst op 18 oktober 2019 opgezegd tegen 1 januari 2020 en daarbij aan Excellence Security meegedeeld per 1 november 2019 geen gebruik meer te willen maken van haar diensten. Feitelijk heeft zij dus een opzegtermijn van 13 dagen in acht genomen en daarmee de overeenkomst onregelmatig opgezegd. Er is daarom sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De omstandigheid dat F21 Global niet tevreden was over de dienstverlening, is onvoldoende om aan te nemen dat van haar niet kon worden gevergd om het personeel van Excellence Security gedurende de opzegtermijn toe te laten in haar vestiging in Rotterdam. Door het niet in achtnemen van de opzegtermijn is F21 Global schadeplichtig jegens Excellence Security.
Voor de berekening van de facturen heeft Excellence Security zich laten leiden door de uren die in november, december en januari van het voorgaande jaar zijn afgenomen, rekening houdend met de kalender van 2019 en 2020, stellende dat zij haar personeel niet meer ergens anders werkzaamheden kon laten verrichten. Of zij aanspraak kan maken op volledige schadevergoeding, gelet op haar schadebeperkingsplicht, is de vraag, maar die dient in de bodemprocedure te worden beantwoord. Dat maakt dit deel van haar vordering waarvoor beslag is gelegd niet summierlijk ondeugdelijk en vormt thans ook onvoldoende reden om de vordering van Excellence Security te herbegroten
4.23.
Op grond van bovenstaande heeft F21 Global voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door Excellence Security gepretendeerde vordering ondeugdelijk is.
Belangenafweging
4.24.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of het beslag op grond van een belangenafweging moet worden opgeheven.
4.25.
F21 Global heeft aangevoerd groot belang te hebben bij opheffing van het beslag. Daardoor kan zij geen betalingen aan haar personeel, de belastingdienst, leveranciers en schuldeisers meer verrichten. Hoewel F21 Global haar operationele activiteiten heeft beëindigd en bezig is met de administratieve afwikkeling van deze beëindiging, hoeft Excellence Security niet te vrezen dat F21 Global geen verhaal meer biedt. Zij voldoet nog steeds al haar schuldeisers. Bovendien verwacht F21 Global nog inkomsten uit de verkoop van voorraad en uit hoofde van een aantal aanzienlijke intercompany-vorderingen op groepsvennootschappen, aldus steeds F21 Global.
4.26.
Excellence Security heeft daartegen aangevoerd dat het het F21-concern blijkens mededeling van F21 Global ter zitting in zwaar weer verkeert, nu er in Amerika een zogenaamde ‘Chapter 11-procedure’ op het moederbedrijf van toepassing is, wat vergelijkbaar is met uitstel van betaling in Nederland. Het Europese hoofdkantoor is gesloten, evenals de webshop en het distributiecentrum. Ook F21 Global heeft haar operationele activiteiten beëindigd. Als het beslag niet blijft liggen, is de kans groot dat na afloop van de bodemprocedure geen activa meer aanwezig zijn waarop Excellence Security zich zou kunnen verhalen, aldus steeds Excellence Security.
4.27.
Het is aannemelijk dat F21 Global door het gelegde beslag in haar bedrijfsvoering wordt getroffen. Haar voortbestaan zal echter niet afhangen van het wel of niet opheffen van het beslag. Zij heeft immers zelf gesteld dat zij haar operationele activiteiten heeft beëindigd en bezig is met de administratieve afwikkeling daarvan. Het belang van Excellence Security is erin gelegen dat zij ter zake haar vordering op F21 Global een waarborg behoudt tot voldoening daarvan, totdat in de bodemprocedure daarover is beslist. F21 Global heeft niet aannemelijk gemaakt dat Excellence Security geen grond heeft om aan te nemen dat zij geen verhaal zou bieden en dat Excellence Security er daarom geen belang bij heeft om door middel van beslaglegging zekerheid van betaling te verkrijgen. Gelet op de slechte financiële positie van F21 Global wordt geoordeeld dat het belang van Excellence Security bij behoud van het beslag zwaarder weegt dan het belang van F21 Global bij opheffing daarvan. Ook op deze grond wordt het beslag niet opgeheven.
Zekerheidstelling
4.28.
Opheffing van het beslag tegen zekerheid is slechts aan de orde, indien voldoende aannemelijk is dat de door F21 Global te stellen zekerheid in voldoende mate tegemoet komt aan de gerechtvaardigde wens van Excellence Security haar vordering integraal te kunnen verhalen.
4.29.
F21 Global heeft aangeboden zekerheid te stellen door middel van betaling van € 92.000,00 op de bankrekening van de Stichting Beheer Derdengelden van haar advocaat, dan wel op die van de advocaat van Excellence Security, en dat dit bedrag op die rekening wordt aangehouden totdat Excellence Security een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak tegen F21 Global verkrijgt of F21 Global en Excellence Security een vaststellingsovereenkomst sluiten waaronder Excellence Security aanspraak kan maken op (een gedeelte) van het aangehouden bedrag.
4.30.
Excellence Security wil een bankgarantie, omdat zij dan niet nadelig door een faillissement van F21 Global wordt getroffen. F21 Global stelt geen bankgarantie te willen verstrekken, omdat zij Excellence Security als concurrente schuldeiser dan in het zicht van een mogelijk faillissement een voorrangspositie geeft en haar overige schuldeisers benadeelt. Dit standpunt van F21 Global is begrijpelijk, omdat het verstrekken van een bankgarantie aan Excellence Security inderdaad leidt tot een ongelijke behandeling van schuldeisers in een eventueel faillissement.
4.31.
Volgens vaste rechtspraak vormt een van een Nederlandse bank afkomstige bankgarantie, conform het model Beslaggarantie NVB 1999, waarbij gegarandeerd is dat uitbetaling volgt wanneer er een toewijzend vonnis is dat in kracht van gewijsde is gegaan, voldoende zekerheid in de zin van artikel 705 lid 2 Rv.
De door Excellence Security verlangde zekerheid van een bankgarantie leidt, anders dan in het geval van conservatoir beslag, dus nog niet tot betaling zodra er een toewijzend vonnis is gewezen dat nog niet in kracht van gewijsde is gegaan.
4.32.
F21 Global heeft meer subsidiair opheffing van de beslagen gevorderd onder de voorwaarde dat F21 Global gelijktijdig een bedrag van € 92.000,00 van de beslagen gelden overboekt naar de derdenrekening van de advocaat van Excellence Security en dit bedrag op die rekening wordt aangehouden totdat Excellence Security een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak tegen F21 Global verkrijgt. De voorwaarde, dat uitbetaling pas plaatsvindt na een in kracht van gewijsde gegane vonnis, is een nadeel voor Excellence Security ten opzicht van haar huidige positie. Het conservatoir beslag kan zij immers uitwinnen na een uitvoerbaar verklaarde rechterlijke uitspraak tegen F21 Global.
De meer subsidiaire vordering zal worden toegewezen, in die zin dat voormeld bedrag op de derdengeldrekening wordt gehouden totdat Excellence Security een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde rechterlijke uitspraak tegen F21 Global verkrijgt of totdat partijen een vaststellingsovereenkomst sluiten waaronder Excellence Security aanspraak kan maken op (een gedeelte) van het aangehouden bedrag.
Hierdoor wordt Excellence Security in een vergelijkbare positie gebracht als die zij thans als beslaglegger heeft en komt in voldoende mate tegemoet aan de gerechtvaardigde wens van Excellence Security haar vordering integraal te kunnen verhalen.
Toekomstig beslagrekest
4.33.
De vordering Excellence Security te gebieden bij een volgend verzoek tot beslaglegging een kopie van dit vonnis aan het beslagrekest te hechten zal worden afgewezen, omdat F21 Global daarbij geen belang heeft. Die verplichting voor Excellence Security volgt immers reeds uit de algemene inlichtingenplicht van artikel 21 Rv, als ook nader uitgewerkt in de Beslagsyllabus.
Proceskosten
4.34.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, en omdat zij er bewust voor heeft gekozen niet buiten het bestek van deze procedure zekerheid aan Excellence Security aan te bieden, zal F21 Global worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van Excellence Security.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft de op 17 februari 2020 door Excellence Security ten laste van F21 Global gelegde beslagen onder ING Bank, ABN Amro, en Rabobank op, onder de opschortende voorwaarde dat F21 Global een bedrag van € 92.000,00 (van de beslagen gelden) overboekt op de rekening van de Stichting Beheer Derdengelden Mrs. Moree & Gelderblom Advocaten te Rotterdam - het kantoor van de advocaat van Excellence Security - en dit bedrag op die derdengeldrekening wordt gehouden totdat Excellence Security een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde rechterlijke uitspraak tegen F21 Global verkrijgt of totdat partijen een vaststellingsovereenkomst sluiten waaronder Excellence Security aanspraak kan maken op (een gedeelte) van het aangehouden bedrag,
5.2.
veroordeelt F21 Global in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Excellence Security begroot op:
  • € 656,00 aan griffierecht en
  • € 980,00 aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2020. [1]
De schriftelijke uitwerking van het kopstaartvonnis is vastgesteld op 6 maart 2020

Voetnoten

1.type: MvG