In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen F21 Global en Excellence Security. F21 Global vorderde de opheffing van conservatoire beslagen die door Excellence Security waren gelegd op haar bankrekeningen. De achtergrond van het geschil ligt in een overeenkomst tussen F21 Global en Excellence Security voor beveiligingsdiensten. F21 Global stelde dat Excellence Security haar contractuele verplichtingen niet was nagekomen, wat leidde tot een onregelmatige opzegging van de overeenkomst. Excellence Security daarentegen betwistte dat F21 Global de contractspartij was en voerde aan dat de overeenkomst nog steeds van kracht was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat F21 Global voorshands niet aannemelijk had gemaakt dat de vordering van Excellence Security ondeugdelijk was. De rechter concludeerde dat de overeenkomst tussen F21 Global en Excellence Security na afloop van de initiële looptijd was voortgezet en dat F21 Global de contractspartij was. De rechter weegt de belangen van beide partijen en oordeelt dat het belang van Excellence Security bij het behoud van het beslag zwaarder weegt dan het belang van F21 Global bij opheffing daarvan. De rechter heeft de opheffing van het beslag onder voorwaarden toegewezen, waarbij F21 Global een bedrag van € 92.000,00 op de derdengeldrekening van de advocaat van Excellence Security moet storten, totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure is.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over hun contractuele relaties en de gevolgen van een onregelmatige opzegging van een overeenkomst. De rechter heeft ook de proceskosten aan F21 Global opgelegd, omdat zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.