ECLI:NL:RBAMS:2020:2072
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van poging tot zware mishandeling met ME-voertuig
In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam op 11 maart 2020, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident waarbij de verdachte met zijn ME-voertuig over het been van de aangever, [persoon 1], reed. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk naar links had gestuurd om de aangever een tikje te geven, wat zou duiden op voorwaardelijk opzet tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging betwistte dit en pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen opzet was en dat de getuigenverklaringen niet voldoende bewijs boden.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel vaststond dat de verdachte met zijn voertuig over het been van de aangever was gereden, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk handelde. De rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte bewust op de aangever was afgereden of dat hij de intentie had om letsel toe te brengen. Gezien deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle tenlasteleggingen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.