ECLI:NL:RBAMS:2020:2072

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
13/185054-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot zware mishandeling met ME-voertuig

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam op 11 maart 2020, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident waarbij de verdachte met zijn ME-voertuig over het been van de aangever, [persoon 1], reed. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk naar links had gestuurd om de aangever een tikje te geven, wat zou duiden op voorwaardelijk opzet tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging betwistte dit en pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen opzet was en dat de getuigenverklaringen niet voldoende bewijs boden.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel vaststond dat de verdachte met zijn voertuig over het been van de aangever was gereden, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk handelde. De rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte bewust op de aangever was afgereden of dat hij de intentie had om letsel toe te brengen. Gezien deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle tenlasteleggingen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/185054-19
Datum uitspraak: 11 maart 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W. de Klein, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling dan wel een (voltooide) mishandeling door met een ME-voertuig over het been van [persoon 1] te rijden.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De voorwielen van het ME-voertuig stonden na de aanrijding naar links, terwijl verdachte – blijkens de getuigenverklaringen – rechtdoor had moeten rijden. De officier van justitie leidt daaruit af dat verdachte een bewuste stuurbeweging heeft gemaakt. Zij denkt dat verdachte met de linker zijspiegel een tikje tegen [persoon 1] wilde geven, [persoon 1] daardoor ten val kwam en het ME-voertuig vervolgens over zijn been reed. Door met een zwaar ME-voertuig naar links te sturen, met het doel om [persoon 1] een tikje te geven, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat [persoon 1] ten val zou komen en daarmee zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Er was dus sprake van voorwaardelijk opzet.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling als de subsidiair ten laste gelegde mishandeling. Verdachte heeft verklaard dat het mis is gegaan, maar dat betekent niet dat hij (voorwaardelijk) opzet op (zwaar) lichamelijk letsel had. Dat hij een tikje met de zijspiegel wilde geven, is zeer speculatief en volgt niet uit het dossier. Verdachte heeft verklaard dat hij niet meer weet of hij naar links heeft gestuurd en dat het hoge toerental kwam door de ouderdom, technische staat en kwaliteit van het ME-voertuig. De snelheid waarmee hij reed, was stapvoets. Dat er twee dode hoeken zijn, is verdachte bekend en daar houdt hij ook altijd rekening mee. De getuigenverklaringen kunnen niet bijdragen aan het bewijs, aangezien de getuigen niet uit eigen waarneming, maar vanuit een bepaald gevoel hebben verklaard.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt als volgt. Vaststaat dat verdachte met zijn ME-voertuig over het been van [persoon 1] is gereden. Anders dan de officier van justitie, kan de rechtbank op basis van het dossier echter niet vaststellen dat verdachte zijn ME-voertuig expres naar links stuurde of dat hij [persoon 1] met zijn linker zijspiegel een tikje wilde geven. Anders gezegd: de rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte bewust op [persoon 1] is afgereden en kan dus ook geen opzet vaststellen op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel bij [persoon 1] , ook niet in voorwaardelijke vorm. De rechtbank zal verdachte daarom integraal vrijspreken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. B. Vogel en C. van Eck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2020.
De jongste rechter is buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen
[...]