ECLI:NL:RBAMS:2020:2068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
13-731023-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 18.462,- in het kader van strafrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor witwassen. De officier van justitie vorderde de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 32.462,-, maar dit bedrag werd later verlaagd naar € 18.462,-. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van een kasopstelling die de uitgaven van de veroordeelde in de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 augustus 2018 in relatie bracht tot zijn legale inkomsten. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel had, omdat hij niet alle uitgaven zelf had gedaan en dat zijn moeder een deel van de kosten had gedragen. De rechtbank oordeelde echter dat de berekening van het Openbaar Ministerie voldoende onderbouwd was, met uitzondering van de kosten voor de Volkswagen Golf, waarvan de rechtbank aannam dat deze door de moeder van de veroordeelde was betaald. Uiteindelijk werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 18.462,-, dat de veroordeelde aan de Staat moest betalen. De rechtbank legde ook een gijzeling op van maximaal 120 dagen indien de betaling niet zou plaatsvinden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-731023-18 (ontneming)
Datum uitspraak: 26 maart 2020
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr), in de zaak behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/731023-18, tegen:
[veroordeelde] ,hierna te noemen veroordeelde
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2020. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F. Heus en van wat veroordeelde en zijn raadsman mr. S. Schuurman naar voren hebben gebracht.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie van 11 februari 2020 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 33.462,-.
Op de terechtzitting van 12 maart 2020 heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd en het maximumbedrag op € 32.462,- gesteld. Zij gaat er in het voordeel van verdachte van uit dat de Volkswagen Golf € 14.000,- heeft gekost in plaats van € 15.000,-.
Gelet op de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, begrijpt de rechtbank dat de vordering betrekking heeft op andere strafbare feiten dan waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.

3.Grondslag van de vordering

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 26 maart 2020 veroordeeld het witwassen van € 11.230,-.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 32.462,-. Veroordeelde heeft in de periode waar de kasopstelling op ziet (1 januari 2016 tot en met 20 augustus 2018), € 32.462,- meer uitgegeven dan op grond van zijn legale inkomsten kan worden verklaard.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat hij in de hoofdzaak vrijspraak heeft bepleit. Als de rechtbank hem daar niet in volgt, vindt hij het niet aannemelijk dat veroordeelde enig wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen. In het dossier is een kasoverzicht opgenomen waaruit blijkt dat de totale uitgaven neerkomen op € 24.259,62. Dit bedrag moet sterk worden gematigd. In de berekening wordt er namelijk vanuit gegaan dat veroordeelde alles heeft betaald, maar sommige uitgaven zijn ook door anderen gedaan. Veroordeelde heeft de Volkswagen Golf niet aangeschaft. Die is door zijn moeder betaald. Zij heeft deels voor het onderhoud en de brandstof betaald, dat is ook aannemelijk.. Het bedrag voor de boetes moet op € 0,- worden gesteld aangezien veroordeelde deze bedragen aan zijn moeder heeft overgemaakt en niet contant heeft betaald. Het is niet aannemelijk dat veroordeelde € 1.500,- heeft uitgegeven bij het festival Tomorrowland. Dit zou eerder € 100,- moeten zijn. De kosten voor de VIP-tafel moeten door vier worden gedeeld omdat veroordeelde met drie anderen gebruik heeft gemaakt van deze tafel. In het kasoverzicht is men uitgegaan van een beginsaldo van € 80,-. Dit bedrag stond toen op de rekening van veroordeelde. Veroordeelde heeft echter vanaf zijn 18e elke maand € 50,- gespaard. Bij de start van de ontnemingsperiode op 1 januari 2016 had hij dus al € 6.950,- gespaard. Het beginsaldo had dan ook € 7.030,- moeten zijn.
Aan legale contante ontvangsten is een bedrag van € 9.325,80 opgenomen in het ontnemingsrapport. Daarin is echter geen rekening gehouden met de ontvangsten van veroordeelde uit zijn werkzaamheden als personal trainer. Totaal waren zijn legale contante ontvangsten € 15.215,80. Als men dan uitgaat van het beginsaldo van € 7.030,- en de legale contante ontvangsten van € 15.215,80 en rekening houdt met het feit dat er op 20 augustus 2018 € 11.230,- aan contanten is aangetroffen, betekent dit dat er € 11.115,80 over was voor het doen van uitgaven. Daarvan heeft veroordeelde daadwerkelijk € 9.446,62 uitgegeven. Veroordeelde had dus een bedrag van € 1.669,18 over. Om die reden is er geen sprake geweest van een wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering dient op € 0,- te worden gesteld.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het wederrechtelijk verkregen voordeel is door de officier van justitie geschat aan de hand van een kasopstelling, waarvoor zij heeft verwezen naar het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling (hierna: het rapport). [1] Dit is een berekeningsmethode waarbij de uitgaven en het eindvermogen van veroordeelde naast zijn legale inkomsten en beginvermogen zijn gelegd. Zo’n rapport is een wettig bewijsmiddel, dat zo is ingericht dat onder verwijzing naar andere wettige bewijsmiddelen een berekening is gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel. In ontnemingszaken ligt de bewijslast, anders dan in strafzaken, zo dat als het Openbaar Ministerie onderbouwd aannemelijk maakt dat door veroordeelde een bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel is genoten, het vervolgens aan veroordeelde is om die berekening gemotiveerd te betwisten.
De rechtbank vindt de berekening van het Openbaar Ministerie voldoende onderbouwd, behalve voor wat betreft de aanschaf van de Volkswagen Golf. De rechtbank vindt het aannemelijk dat de moeder van verdachte de auto heeft betaald. Verdachte is bij vonnis van 26 maart 2020 ook vrijgesproken van witwassen van deze Volkswagen Golf.
De verdediging heeft in het licht van het rapport de daarin genoemde bedragen onvoldoende gemotiveerd betwist. De verdediging heeft alleen gesteld dat sprake zou zijn geweest van extra inkomsten uit personal training, maar heeft deze inkomsten niet onderbouwd. Dit geldt ook voor de stellingen dat bij het beginsaldo moet worden uitgegaan van een gespaard bedrag, dat veroordeelde maar een deel van de kosten voor Tomorrowland en de VIP-tafel heeft betaald en dat anderen ook uitgaven zouden hebben betaald.
Ten aanzien van de uitgaven aan de Volkswagen Golf is de rechtbank van oordeel dat door het Openbaar Ministerie voldoende aannemelijk is gemaakt dat veroordeelde de feitelijk eigenaar is van de auto. Vanaf het moment dat de auto is aangeschaft, heeft veroordeelde in de auto gereden. De kosten voor het onderhoud, de brandstof en de boetes zijn dan ook uitgaven die veroordeelde heeft gedaan en die ook alleen aan hem toe te rekenen zijn. De enkele stelling dat de moeder van veroordeelde een deel van de kosten zou hebben gedragen en ook zij gebruik van de auto zou hebben gemaakt is niet onderbouwd.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de in het rapport gepresenteerde berekening aannemelijk is. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de kasopstelling [2] wordt dan ook overgenomen. De uitgaven voor de aanschaf van de Volkswagen Golf (€ 15.000,-) worden daarvan afgetrokken.
Beginsaldo contant geld € 80,00
+/+ Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen € 9.325,80
-/- Eindsaldo contant geld € 11.230,00
Beschikbaar voor het doen van uitgaven - € 1.824,20
-/- Werkelijk contante uitgaven inclusief bankstortingen
minus de uitgaven van de Volkswagen Golf € 16.638,62
Verschil (wederrechtelijk verkregen voordeel) - € 18.462,82
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde door middel van voornoemd strafbaar feit voordeel verkregen dat de rechtbank schat op € 18.462,- (
het bedrag is in centen afgerond ten voordele van veroordeelde).

5.De verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 18.462,-

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 18.462,-.
Legt op aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling van € 18.462,- (achttienduizend en vierhonderdtweeënzestig euro) aan de Staat.
Bepaalt de duur van de gijzeling die door de officier van justitie kan worden gevorderd op maximaal 120 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2020.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling ex art 36e lid 2 Sr ten aanzien van [veroordeelde] van 12 maart 2019, inclusief onderliggende stukken, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-341.
2.Het rapport, doorgenummerde pagina 7