Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 4 december 2019 en betreft een arrestatiebevel dat op 20 november 2019 door het Amtsgericht Aachen was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten was gegeven, waarin werd verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank concludeerde dat aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan, aangezien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. A.K. Glerum en J.H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. S. Drent. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.