ECLI:NL:RBAMS:2020:2042

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
13/751247-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek in verband met het coronavirus in een Europees aanhoudingsbevel

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd op 17 maart 2020, wordt de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) behandeld, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Frankrijk op 17 januari 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1973, is in Nederland ingeschreven en heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 5 maart 2020 is de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en is de vordering besproken. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, in afwachting van de ontwikkelingen rondom het coronavirus en de maatregelen die door de Rechtspraak zijn genomen. Dit besluit is genomen na een verzoek van de raadsman van de opgeëiste persoon, die medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon, die lijdt aan sarcoïdose, extra kwetsbaar is voor het virus. De rechtbank heeft aangegeven dat de opgeëiste persoon en zijn raadsman op een later moment geïnformeerd zullen worden over de datum van de uitspraak op het verzoek tot overlevering.

De rechtbank beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. N.M. van Trijp. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751247-19
RK nummer: 19/4150
Datum uitspraak: 17 maart 2020
TUSSEN- UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 juli 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 januari 2019 door
Monsieur le Procureur de la République près le Tribunal de Grande Instance de Lille(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 maart 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Heropening en schorsing van het onderzoek

De opgeëiste persoon heeft op de zitting kenbaar gemaakt dat hij een dagvaarding heeft ontvangen voor de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak op 27 maart 2020 in Lille (Frankrijk). Mede gelet op dit verzoek heeft de rechtbank aanleiding gezien om af te wijken van de gebruikelijke uitspraaktermijn van 14 dagen. De rechtbank heeft op de zitting van 5 maart 2020 aan de opgeëiste persoon en zijn raadsman meegedeeld dat op 17 maart 2020 een uitspraak zal worden gedaan waarin op het overleveringsverzoek zal worden beslist.
Op 16 maart 2020 heeft de rechtbank een e-mail van de raadsman ontvangen met het verzoek de uitspraak aan te houden in verband met het coronavirus. Bij zijn e-mail heeft de raadsman een bijlage gevoegd met daarin medische informatie. In deze informatie staat onder meer dat personen met sarcoïdose - de ziekte waaraan de opgeëiste persoon lijdt - extra zwaar getroffen kunnen worden door het virus.
Gelet op de maatregelen die met ingang van 17 maart 2020 door de Rechtspraak zijn genomen in verband met de uitbraak van het coronavirus, zal de rechtbank het onderzoek heropenen om op een later moment - na 6 april 2020, zijnde de datum tot wanneer de landelijke maatregelen van kracht zullen zijn - te sluiten en uitspraak te doen.
De opgeëiste persoon en zijn raadsman zullen te zijner tijd worden geïnformeerd over de datum waarop de rechtbank een uitspraak zal doen op het verzoek tot overlevering.

4.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek
voor onbepaalde tijd, maar in ieder geval tot na 6 april 2020, in afwachting van de ontwikkelingen omtrent het coronavirus en de daarmee samenhangende maatregelen die door de Rechtspraak zijn genomen, dan wel de aanvullende maatregelen die nog zullen worden genomen.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen uitspraakdatum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2020.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.