In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd op 17 maart 2020, wordt de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) behandeld, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Frankrijk op 17 januari 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1973, is in Nederland ingeschreven en heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 5 maart 2020 is de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en is de vordering besproken. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, in afwachting van de ontwikkelingen rondom het coronavirus en de maatregelen die door de Rechtspraak zijn genomen. Dit besluit is genomen na een verzoek van de raadsman van de opgeëiste persoon, die medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon, die lijdt aan sarcoïdose, extra kwetsbaar is voor het virus. De rechtbank heeft aangegeven dat de opgeëiste persoon en zijn raadsman op een later moment geïnformeerd zullen worden over de datum van de uitspraak op het verzoek tot overlevering.
De rechtbank beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. N.M. van Trijp. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.