Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). Deze vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank van Trento, Italië, op 13 juli 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1967, is in Nederland ingeschreven en wordt verdacht van strafbare feiten waarvoor de Italiaanse autoriteiten zijn om overlevering verzocht.
De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen op 4 en 5 maart 2020. Tijdens deze zittingen waren de officieren van justitie, mr. C.L.E. McGivern en mr. R. Vorrink, aanwezig, evenals de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. J. Verstegen. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, eerst met dertig dagen en vervolgens voor onbepaalde tijd, in afwachting van nadere informatie van de uitvaardigende autoriteit en de ontwikkelingen rondom de coronamaatregelen.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, maar in ieder geval tot na 6 april 2020. Dit besluit is genomen in het licht van de maatregelen die door de Rechtspraak zijn genomen in verband met de uitbraak van het coronavirus. De rechtbank heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Arabische taal bevolen tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. N.M. van Trijp.