ECLI:NL:RBAMS:2020:2026

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
680698 / FA RK 20.1128
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met tijdelijke opname in een accommodatie

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een depressieve stoornis met psychotische kenmerken. De officier van justitie had verzocht om deze machtiging, die noodzakelijk werd geacht om ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag werd betrokkene gehoord, evenals haar raadsvrouw, de behandelend semiarts en de waarnemend psychiater. Betrokkene gaf aan dat het goed met haar ging en dat zij zowel in de kliniek als thuis wilde zijn. De raadsvrouw betwistte de noodzaak van de zorgmachtiging, nu betrokkene vrijwillig meewerkte en een goed netwerk had. De semiarts en psychiater waren van mening dat verplichte zorg noodzakelijk was, maar slechts voor een beperkte periode van één maand. De rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven waren en dat de verplichte zorg evenredig en effectief was. De zorgmachtiging werd verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid van opname in een accommodatie voor maximaal één aaneengesloten maand. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter H.P.E. Has, bijgestaan door griffier E.L. Rosbeek-Benjamins.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team Familie & Jeugd
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/680698 / FA RK 20/1128
Kenmerk: OMZ399654
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg.
Beschikking van 13 maart 2020van de Rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1] ,
wonende op het adres [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende bij GGZ inGeest, locatie ‘De Nieuwe Valerius’, op het adres Amstelveenseweg 589, 1081 JC te Amsterdam,
hierna te noemen: betrokkene.
Als raadsvrouw van de betrokkene is verschenen mr. J.M.M. Heilbron.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 19 februari 2020;
  • het zorgplan inclusief de bijlagen d.d. 13 februari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15;
  • de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c;
  • het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging;
  • een uittreksel uit het in artikel 391 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde curateleregister;
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 maart 2020, in het gebouw van GGZ inGeest, locatie ‘De Nieuwe Valerius, op het adres Amstelveenseweg 589 te Amsterdam.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- mr. J.M.M. Heilbron, de raadsvrouw van betrokkene;
- de heer S. Stor, de behandelend semiarts;
- dr. S. Bosma, de waarnemend psychiater;
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen
.

2. De standpunten

2.1
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat het goed met haar gaat . Zij vindt het zowel fijn om in de kliniek te zijn als om thuis te zijn. Betrokkene geeft aan dat zij door de ECT-behandeling erg vergeetachtig is geworden en dat het wat haar betreft nog te vroeg is om vast te kunnen stellen of deze behandeling geholpen heeft. Zij merkt op dat zij zich als een varkentje voelde die naar het slachthuis werd gebracht voordat zij de ECT-behandeling moest ondergaan.
2.2
De raadsvrouw van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat zij zich afvraagt of het verlenen van een zorgmachtiging noodzakelijk is, nu de ECT-behandeling is afgerond en betrokkene vrijwillig meewerkt. Zij merkt op dat betrokkene een goed netwerk om zich heen heeft bestaande uit familie en de vriend van betrokkene die er bovenop zitten als het mis zou gaan. Naar het oordeel van de raadsvrouw ziet de verplichte zorg die voorgesteld wordt op een hele andere situatie dan de situatie waarin betrokkene momenteel verkeerd. De raadsvrouw merkt op dat het verlenen van een zorgmachtiging in het kader van een stok achter de deur niet de bedoeling van de Wvggz is en dat het verlenen van een zorgmachtiging een laatste middel zou moeten zijn. Zij verzoekt tot afwijzing van het onderhavige verzoek.
2.3
De semiarts heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat het heel goed gaat met betrokkene. In totaal heeft zij elf keer een ECT-behandeling ondergaan en van een depressie bij betrokkene is inmiddels geen sprake meer. Betrokkene mag maandag 16 maart 2020 met ontslag en in het kader hiervan is zij thuis reeds wezen wennen. Wat de semiarts betreft is het van belang dat het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging alsmede de verzochte vormen van verplichte zorg worden toegewezen, maar deze dienen wat hem betreft slechts als stok achter de deur voor als het misgaat met betrokkene.
2.4
Ter aanvulling van hetgeen de semiarts tijdens de mondelinge behandeling heeft medegedeeld, merkt de waarnemend psychiater op dat het opnemen in een accommodatie als vorm van verplichte zorg wat haar betreft noodzakelijk is, maar dat zij tevens van mening is dat een dergelijke vorm van verplichte zorg slechts voor de duur van één maand hoeft te kunnen worden opgelegd, nu uit het verleden is gebleken dat deze duur afdoende is voor betrokkene.

3.Beoordeling

3.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een depressieve stoornis met zowel een recidief verloop als psychotische kenmerken.
3.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige financiële schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- levensgevaar;
- ernstige psychische schade.
3.3
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
3.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
De verplichte zorg in de vorm van het opnemen in een accommodatie zal door de rechtbank slechts toegewezen worden voor de maximale duur van één aaneengesloten maand met daarbij de kanttekening dat deze vorm van verplichte zorg binnen de geldigheidsduur van de zorgmachtiging wel één of meerdere periodes kan worden opgelegd.
3.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.6
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

4.Beslissing

De rechtbank verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie voor de duur van zes maanden;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van zes maanden;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van zes maanden;
  • insluiten voor de duur van zes maanden;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes maanden;
  • onderzoek aan kleding of lichaam voor de duur van zes maanden;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen voor de duur van zes maanden;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen voor de duur van zes maanden;
  • het opnemen in een accommodatie gedurende deze periode van zes maanden telkens als dat noodzakelijk geacht wordt voor een maximale periode van één aaneengesloten maand;
De rechtbank bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 3 augustus 2020.
Deze beschikking is op 13 maart 2020 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. H.P.E. Has, rechter, bijgestaan door E.L. Rosbeek-Benjamins als griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.