Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 2 april 2020.
Rechtbank Amsterdam
Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Klager, geboren in 1988 en werkzaam als koerier en personenvervoerder, had zijn rijbewijs laten invorderen na een forse snelheidsovertreding op 7 februari 2020, waarbij hij de maximumsnelheid met 74 kilometer per uur overschreed. Klager diende op 10 februari 2020 een klaagschrift in om zijn rijbewijs terug te krijgen, omdat hij dit dringend nodig had voor zijn werk. De officier van justitie stelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar gaf de rechtbank de ruimte om een deels voorwaardelijke rijontzegging op te leggen. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat klager zijn rijbewijs terug moest krijgen per 2 april 2020, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij first offender was. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt tot na 2 april 2020. De beslissing is genomen door mr. L. Dolfing, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Klager kan binnen veertien dagen na betekening van de beschikking beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.