ECLI:NL:RBAMS:2020:2021

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
RK 20/950
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 164 lid 8 Wegenverkeerswet 1994 betreffende teruggave rijbewijs na invordering

Op 18 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, geboren in 1979, een klaagschrift indiende op basis van artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Het klaagschrift was ingediend op 21 februari 2020 en betrof de teruggave van het rijbewijs van klager, dat eerder was ingevorderd door de officier van justitie. Klager betoogde dat de invordering niet gerechtvaardigd was, omdat hij ontkende te hard te hebben gereden en zijn rijbewijs dringend nodig had voor het ophalen van zijn dochter, vooral in het licht van de coronamaatregelen. De raadsvrouw van klager voegde hieraan toe dat klager niet eerder was veroordeeld voor verkeersfeiten en dat hij een groot belang had bij het terugkrijgen van zijn rijbewijs.

De officier van justitie verklaarde zich niet te verzetten tegen de teruggave van het rijbewijs. De rechtbank beoordeelde de zaak en concludeerde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien het vermoeden dat klager de maximumsnelheid met 30 kilometer per uur of meer had overschreden. Echter, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van klager, oordeelde de rechtbank dat het beklag gegrond moest worden verklaard. De rechtbank gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager, met de opmerking dat er een mogelijkheid bestaat dat klager in de toekomst een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kan krijgen.

Deze beslissing werd genomen door mr. L. Dolfing, rechter, in aanwezigheid van mr. C.T. St Rose, griffier. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/045516-20
RK: 20/950
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende op het adres [adres 1] , [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw, mr. T. Fuchs, [adres 2] , [adres 2] ,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 21 februari 2020 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 18 maart 2020 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager is van mening dat invordering niet aangewezen was en niet had mogen plaatsvinden. Hij ontkent te hard te hebben gereden. Daarnaast heeft klager in zijn klaagschrift betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben voor het nakomen van omgangsafspraken met zijn dochter. Klager haalt zijn dochter zelf op. Hij heeft de afgelopen weken, sinds de corona-uitbraak, zijn dochter opgehaald met een taxi, terwijl hij zelf in een risicogroep valt vanwege zijn aandoening (MS). Klager wil elk sociaal verkeer beperken en liever ook niet met de taxi gaan.
De raadsvrouw van klager heeft verder aangevoerd dat klager niet eerder is veroordeeld voor WVW-feiten en dat klager een groot belang heeft om te beschikken over zijn rijbewijs.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich niet te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager.

4.De beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 22 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd op de Ooster Ringdijk te Amsterdam op 12 februari 2020.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 38 kilometer per uur, uitgaande van een maximum snelheid van 25 kilometer per uur.
Op 12 februari 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 20 februari 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs twee maanden, tot uiterlijk 12 april 2020 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 4 maart 2020 blijkt onder meer dat klager nog niet eerder is veroordeeld voor een overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en wel is veroordeeld voor WVW-feiten.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 30 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet – gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager – ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager [klager] .
Deze beslissing is gegeven op 18 maart 2020 door
mr. L. Dolfing, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.