Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het procesverloop
2.Inhoud van het bezwaarschrift
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.Beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2020 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bepalen van zijn DNA-profiel en de opname daarvan in de DNA-databank. Het bezwaarschrift werd op 2 januari 2020 ingediend, en de rechtbank heeft op 28 februari 2020 de officier van justitie, mr. J. van der Meij, in besloten raadkamer gehoord. De veroordeelde is niet verschenen, ondanks een geldige oproep.
De veroordeelde betwist de procedure van DNA-afname en stelt dat deze niet correct is verlopen, met de argumentatie dat drugs in het lichaam aanwezig kunnen zijn en de afname van DNA (speeksel) daardoor beïnvloed kan worden. Het Openbaar Ministerie heeft echter gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bevel tot DNA-afname op 9 mei 2019 is gegeven, en dat het celmateriaal op 19 december 2019 is afgenomen. De rechtbank concludeert dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend, maar dat de procedure tot DNA-afname correct is uitgevoerd. De rechtbank heeft geen reden gevonden om het bezwaar gegrond te verklaren, aangezien de wetgeving omtrent DNA-afname bij veroordeelden is nageleefd. De rechtbank heeft daarom het bezwaar ongegrond verklaard.
De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. R.C.J. Hamming, en tegen deze beslissing staat voor de veroordeelde geen rechtsmiddel open.