In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van klager, geboren in 1991, die verzocht om teruggave van in beslag genomen goederen. Het klaagschrift werd op 4 oktober 2019 ingediend en het Openbaar Ministerie heeft op 18 februari 2020 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare raadkamer op 28 februari 2020 zijn klager, zijn raadsvrouw mr. M.S. Kat, en de officier van justitie mr. J. van der Meij gehoord.
Klager verzocht om de teruggave van verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder een Samsung tablet en een BQ telefoon, die inmiddels aan hem waren geretourneerd. Klager stelde dat er ook andere goederen, zoals Ov-kaarten en een geldbedrag, in beslag waren genomen tijdens een doorzoeking op 9 september 2019, maar deze waren niet teruggegeven. De officier van justitie stelde dat klager niet ontvankelijk verklaard moest worden, omdat het beslag op de geretourneerde goederen was geëindigd en er geen andere in beslag genomen goederen waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de in beslag genomen Samsung tablet en BQ telefoon aan klager zijn teruggegeven en dat er geen bewijs was dat er andere goederen in beslag waren genomen. Gelet op artikel 134 lid 2 sub a Sv heeft de rechtbank geoordeeld dat het beslag is geëindigd en dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klaagschrift. De beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.