Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het verzoekschrift
- € 1.600,-vanwege de kosten van de raadsman; en
- een vergoeding van
Rechtbank Amsterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 13 maart 2020, is het verzoek van de verzoeker om vergoeding van kosten van de raadsman toegewezen. De verzoeker, geboren in 1991 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.S.J. Pleiter, had een verzoek ingediend op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek volgde op een strafzaak waarin de verzoeker op 30 juni 2018 door de waterpolitie was aangehouden op verdenking van varen zonder geldig vaarbewijs. De strafzaak werd op 8 november 2019 onvoorwaardelijk geseponeerd, wat de basis vormde voor het verzoek om vergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van de raadsman, die in totaal € 2.150,- bedroegen, voldoende waren onderbouwd met urenspecificaties en declaraties. De officier van justitie had zich verzet tegen de toekenning van deze kosten, maar de rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de kosten te vergoeden. De rechtbank kende een vergoeding toe van € 1.600,- voor de kosten van de raadsman en € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de verzoeker als de officier van justitie.