ECLI:NL:RBAMS:2020:2013

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
RK 20/476
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering op grond van Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, geboren in 1990, die zijn rijbewijs had ingeleverd na een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Het klaagschrift werd ingediend op 28 januari 2020, waarin de klager verzocht om teruggave van zijn rijbewijs, dat door de officier van justitie was ingehouden. De klager, werkzaam als ondernemer in het vastgoed, stelde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk, omdat hij projecten moest bezoeken die niet bereikbaar waren met het openbaar vervoer. Hij had gebruik gemaakt van Uber-taxi's, maar de kosten daarvan waren te hoog. De klager gaf aan dat hij zich schaamde voor zijn gedrag en dat hij in de toekomst beter zou opletten.

De raadsvrouw van de klager voerde aan dat de inhouding van het rijbewijs niet rechtmatig was, omdat er geen recidivegevaar was. De officier van justitie stelde zich echter op het standpunt dat er wel degelijk recidivegevaar was, gezien de eerdere verkeersovertredingen van de klager. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat er rekening moest worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de klager. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan de klager, met de mogelijkheid dat de strafrechter in de toekomst een onvoorwaardelijke ontzegging zou opleggen.

De beslissing werd genomen door rechter R.C.J. Hamming, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat voor de klager beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/024547-20
RK: 20/476
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. K.C. van Hoogmoed,
[adres 2] ,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 28 januari 2020 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 28 februari 2020 klager, zijn raadsvrouw en de officier van justitie, mr. J. van der Meij, in openbare raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in zijn klaagschrift betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben voor zijn werk en – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. Klager is werkzaam als ondernemer in het vastgoed en heeft projecten in Amsterdam, Rosmalen, Eindhoven en Utrecht. Hij moet voor zijn werk projecten bezoeken die gevestigd zijn op afgelegen gebieden die niet met het openbaar vervoer te bereiken zijn. Hij heeft gebruik gemaakt van Uber-taxi’s, maar de kosten daarvan lopen op. De compagnon van klager is er niet blij mee. Klager ook niet. Hij kan zonder zijn rijbewijs niet goed zijn werkzaamheden uitvoeren. Verder heeft klager in openbare raadkamer verklaard dat hij zich schaamt voor zijn gedrag en dat zijn gedrag wellicht invloed heeft op een Verklaring Omtrent het Gedrag. Hij zal dit in de toekomst niet meer doen.
De raadsvrouw van klager stelt zich primair op het standpunt dat volgens art. 164 lid 4 WVW 1994 een rijbewijs slechts kan worden ingehouden, als er sprake is van feiten of omstandigheden waarbij ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een dergelijk feit zou begaan. Op basis van het uittreksel justitiële documentatie van klager is er geen recidivegevaar. Er staat maar één snelheidsovertreding op en zeven jaar geleden heeft klager een strafbeschikking gekregen voor art. 8 WVW 1994. Gelet op de hoogte van die boete en het tijdsverloop, kan dit niet bijdragen aan de vaststelling dat er ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat klager zal recidiveren. Kortom, de inhouding kan niet voortduren, omdat er niet voldaan is aan de vereisten van de wet.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er rekening moet worden gehouden met het feit dat er voor gevaarlijk rijden geen oriëntatiepunten van het LOVS gelden en dat de zittingsrechter nog beslissingsruimte moet houden in deze zaak. Klager heeft niet eerder een rijontzegging opgelegd gekregen en is nu inmiddels vijf weken zijn rijbewijs kwijt. Ook heeft klager van het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) een cursus van € 1.300,- opgelegd gekregen, waardoor klager ook al financieel gestraft wordt.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat gelet moet worden op de persoonlijke omstandigheden van klager. Hij heeft belang bij teruggave, is niet eerder door de rechter veroordeeld voor een dergelijk feit en hij heeft hard gewerkt om inzichtelijk te maken wat zijn werk behelst. De projecten die klager leidt, kunnen in gevaar komen als hij zijn rijbewijs niet terugkrijgt.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich niet te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager. Er is sprake van recidivegevaar, want klager heeft gevaar op de weg veroorzaakt, is eerder veroordeeld voor een snelheidsovertreding en klager is voor zijn werk de gehele dag onderweg en wil graag op tijd op zijn projecten komen. Het rijbewijs van klager is conform art. 164 WVW 1994 en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie ingehouden. Het persoonlijk belang van klager moet afgewogen worden tegen het algemeen belang, waaronder de verkeersveiligheid. Klager heeft in openbare raadkamer verklaard dat hij projecten heeft door heel Nederland en dat hij de afgelopen maand heeft ervaren hoe het is om zonder rijbewijs te zitten. De officier van justitie wil de zittingsrechter de ruimte geven om een deels voorwaardelijke rijontzegging op te leggen en verzoekt om die reden het rijbewijs aan klager terug te geven.

4.De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 5 WVW 1994, gepleegd te Amsterdam op 23 januari 2020.
Klager wordt gelet op het proces-verbaal op 23 januari 2020 verdacht van gevaarzettend gedrag door onder meer het rode verkeerslicht te negeren, met hoge snelheid gevaarlijk in te halen, verkeerd voor te sorteren en door te spookrijden.
Op 23 januari 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 30 januari 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs twee maanden wordt ingehouden, uiterlijk tot 23 maart 2020.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 13 februari 2020 blijkt onder meer dat klager in 2018 eerder is veroordeeld voor een overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en overtredingen van art. 8 WVW 1994.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu er sprake is van recidivegevaar, omdat klager drie keer eerder is veroordeeld voor verkeersovertredingen, het vermoeden bestaat dat klager door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet – gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager – ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. De rechter die de strafzaak beoordeelt moet de mogelijkheid houden om voor het feit waar deze verdenking op ziet een straf op maat te bepalen bij een veroordeling. Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager [klager] .
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2020.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.