Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift
3.Beslissing
niet-ontvankelijkin zijn bezwaarschrift.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2020 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde, die een taakstraf van 40 uren had opgelegd gekregen door het Gerechtshof Amsterdam. Het Gerechtshof had bepaald dat, indien de taakstraf niet naar behoren zou worden verricht, vervangende hechtenis van 20 dagen zou worden toegepast. De veroordeelde heeft op 13 december 2019 kennis gekregen van de beslissing van het Openbaar Ministerie om de vervangende hechtenis toe te passen, en het bezwaarschrift is op 21 januari 2020 ingediend.
De raadsman van de veroordeelde heeft op 28 februari 2020 per e-mail aangegeven dat het belang van het bezwaarschrift is komen te vervallen, omdat de veroordeelde de vervangende hechtenis al heeft uitgezeten. De officier van justitie, mr. J. van der Meij, heeft ter zitting verklaard dat zij ervan uitgaat dat de veroordeelde de vervangende hechtenis heeft ondergaan en dat de veroordeelde niet-ontvankelijk in zijn bezwaarschrift moet worden verklaard. De politierechter heeft dit standpunt overgenomen en geoordeeld dat het belang van het bezwaarschrift is komen te vervallen, waardoor de veroordeelde niet-ontvankelijk is verklaard.
De beslissing is genomen door mr. R.C.J. Hamming, politierechter, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 februari 2020.