Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 22 januari 2020 en betreft een EAB dat op 15 januari 2020 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Irak in 1994, is gedetineerd en heeft verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Iraakse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB onderzocht. In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek en wordt de overlevering verzocht in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar vermoedelijke strafbare feiten, waaronder mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de toepasselijke wetsartikelen 2, 5 en 7 van de OLW zijn genoemd. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.