Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Münster in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 15 januari 2020 en betreft een onderzoek naar de illegale handel in verdovende middelen, specifiek XTC-pillen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat deze de Armeense nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De officier van justitie heeft argumenten aangevoerd om af te zien van de weigeringsgrond die stelt dat de feiten gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. De rechtbank oordeelt dat de argumenten van de officier van justitie in redelijkheid zijn en dat de overlevering aan de Duitse autoriteiten moet plaatsvinden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante artikelen van de OLW zijn toegepast.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.