ECLI:NL:RBAMS:2020:1994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
13/291527-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld na onvoldoende bewijs voor medeplichtigheid

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, heeft de rechtbank Amsterdam op 11 maart 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft een tenlastelegging van medeplichtigheid aan een diefstal met geweld, gepleegd op 27 november 2019. De verdachte zou als chauffeur hebben gefungeerd en/of op de uitkijk hebben gestaan tijdens de diefstal. Tijdens de zitting op 26 februari 2020 was de verdachte aanwezig, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, en de verdediging door mr. R. Jonkers.

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, waarbij hij zich baseerde op verklaringen van getuigen en het aantreffen van vijftig euro bij de verdachte. De verdediging heeft echter betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de diefstal met geweld en dat de verklaringen van getuigen niet ondersteunen dat er sprake was van een straatroof. De rechtbank heeft in haar oordeel vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de medeplichtigheid van de verdachte aan de diefstal met geweld. De rechtbank concludeert dat er niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op het misdrijf en zijn behulpzaamheid daarbij.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld over het in beslag genomen geldbedrag van vijftig euro, dat bij de verdachte is aangetroffen. De rechtbank heeft besloten dat dit bedrag moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, de aangever, ondanks de vrijspraak van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en gelast de teruggave van het geld aan de aangever.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/291527-19 (Promis)
Datum uitspraak: 11 maart 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 26 februari 2020. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. van der Vlugt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R. Jonkers naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich op 27 november 2019 schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid van een diefstal met geweld, door als chauffeur te dienen en/of op de uitkijk te staan.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Uit de feiten en omstandigheden die volgen uit het dossier volgt dat aangever twee keer door de medeverdachte in zijn gezicht is geslagen waarna vervolgens vijftig euro van hem is weggenomen. Getuige [naam getuige] , verbalisant in privétijd, ziet een vuistslag en hoort aangever zeggen dat hij is beroofd. Bij verdachte is vervolgens een los briefje van vijftig euro aangetroffen. De verklaring van verdachte over de herkomst van het geld en zijn onwetendheid over wat de medeverdachte buiten de auto met aangever heeft gedaan, is ongeloofwaardig. Onder die omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte was van de diefstal met geweld door de medeverdachte en hij daarbij opzettelijk behulpzaam is geweest door als chauffeur van de auto te fungeren.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor een diefstal met geweld. Getuige [naam getuige] verklaart namelijk niet over een straatroof maar over een vechtpartij. De aangifte wordt op dit punt dus niet ondersteund door ander bewijs. Het enkele voorhanden hebben van vijftig euro door verdachte is onvoldoende steunbewijs voor de diefstal met geweld. Daarnaast moet voor medeplichtigheid op grond van de bewijsmiddelen kunnen worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op het gronddelict en de behulpzaamheid daarbij. Uit het dossier volgt niet dat verdachte op de uitkijk heeft gestaan en het enkele feit dat hij, nadat de medeverdachte in de auto stapte, wegreed is onvoldoende voor medeplichtigheid.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken en overweegt hiertoe als volgt.
Aangever [naam aangever] verklaart dat hij op 27 november 2019 is geslagen en dat er vervolgens vijftig euro bij hem is weggenomen. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de verklaring van aangever ziet op de medeverdachte [mederverdachte 1] . De medeverdachte is vervolgens in een auto gestapt waarna verdachte, bestuurder van die auto, is weggereden. Voor een bewezenverklaring van de medeplichtigheid is nodig dat bewezen kan worden dat verdachte opzet had op het misdrijf zelf en op zijn behulpzaamheid daarbij. Hoewel verdachte als bestuurder fungeerde van de auto die is weggereden van de plek waar volgens aangever een diefstal met geweld heeft plaatsgevonden, en er bij verdachte vijftig euro is aangetroffen, blijkt op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de diefstal en zijn behulpzaamheid daarbij. Wat er na het gepleegde feit is gebeurd – het wegrijden en het aantreffen van vijftig euro bij verdachte – is daarvoor onvoldoende.

4.Beslag

Onder verdachte is blijkens het dossier een geldbedrag van vijftig euro in beslag genomen:
4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het inbeslaggenomen geldbedrag terug moet worden gegeven aan de rechthebbende, te weten [naam aangever] .
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag op het standpunt gesteld dat het moet worden teruggegeven aan verdachte.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag moet worden teruggegeven aan de rechthebbende [naam aangever] . Alhoewel verdachte niet is veroordeeld voor medeplichtigheid bij een diefstal met geweld, stelt de rechtbank op grond van het dossier vast dat de bij verdachte aangetroffen vijftig euro aan [naam aangever] toebehoort.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan [naam aangever] van:
1. 50 euro, goednummer 5843702.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. G.P.C. Janssen en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2020.