ECLI:NL:RBAMS:2020:199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
17 januari 2020
Zaaknummer
13/128269-03 2020
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde met een jaar na beoordeling van de klinische voortgang en risicotaxatie

Op 9 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1960, die eerder ter beschikking was gesteld door het gerechtshof Amsterdam in 2005. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, toegewezen. De terbeschikkinggestelde verblijft momenteel in een kliniek en is begeleid door een instelling. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouw en deskundigen gehoord tijdens een openbare zitting. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende adviezen, waaronder een advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT) en een eerder advies van een psycholoog. De terbeschikkinggestelde heeft een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis en er zijn zorgen over zijn risicomanagement en maatschappelijke inbedding. De rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, gezien de risico's die samenhangen met het beëindigen van de maatregel op dit moment. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw om de zaak aan te houden voor een maatregelrapport afgewezen, omdat de kliniek volgens het stappenplan heeft gehandeld. De rechtbank is van mening dat het huidige traject de meest kansrijke weg is naar een beëindiging van de verpleging van overheidswege.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/128269-03 en 23/002144-04
Beslissing op de op 18 november 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 15 november 2019 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1960,
thans begeleid door [instelling 1] en verblijvende in het moederhuis van [instelling 2] ,
die bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 oktober 2005 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2019 met één jaar werd verlengd, waarbij de beslissing van deze rechtbank van 28 januari 2019 tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege werd vernietigd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 31 oktober 2019 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met één jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
  • het advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT) van 30 augustus 2019;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 april 2019.
De rechtbank heeft op 9 januari 2020 de officier van justitie mr. A. van de Venn, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw mr. B. Yesilgöz, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige W.H.Th. Bos, als gz-psycholoog verbonden aan [instelling 1] te [plaatsnaam] , op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van 31 oktober 2019 van [instelling 1] wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:

Kernproblematiek

Bij betrokkene is sprake van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis, daarnaast is er sprake van psychopathie.

Behandelverloop, risicotaxatie, koers en advies

Betrokkene is op 15 september 2017 overgeplaatst naar een RIBW-woning bij [instelling 2] . Het betrof een woning waar hij samen met iemand anders woonde. Dit transmurale traject verliep overwegend positief, waarbij op enkele onregelmatigheden na sprake was van een in ontwikkeling zijnde maatschappelijke inbedding in [plaatsnaam 2] . Betrokkene stelde zich goed begeleidbaar op, ondernam activiteiten met positief gescreende netwerkleden en had een passende dagbesteding binnen de Voedselbank.
Naar aanleiding van een aangifte van de ex-partner van betrokkene van een bedreiging via Facebook is betrokkene op 8 januari 2018 als verdachte aangemerkt door de officier van justitie te Roermond. Hierdoor is het verlofkader komen te vervallen en is betrokkene op 8 januari 2018 teruggeplaatst in de kliniek. Betrokkene heeft goed meegewerkt aan deze terugplaatsing, hoewel er bij tijden wel sprake was van spanningen ten gevolge van de veronderstelde macht die de ex-partner van betrokkene hierdoor leek te hebben over het traject van betrokkene. In maart 2019 heeft de kliniek besloten betrokkene intern over te plaatsen naar een resocialisatieafdeling (porto cabins), waar hij meer zelfstandig woont.
Na de verlengingszitting op 14 januari 2019 heeft de rechtbank Amsterdam, op basis van een positief maatregelrapport van de reclassering, de tbs-maatregel op 28 januari 2019 met één jaar verlengd onder gelijktijdige voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De terugplaatsing in een RIBW-woning bij [instelling 2] kon echter geen doorgang vinden, omdat de officier van justitie tegen deze beslissing hoger beroep heeft ingesteld, wat vervolgens heeft geleid tot een verlenging van één jaar met behoud van de dwangverpleging (beslissing hof Arnhem-Leeuwarden van 18 april 2019).
Betrokkene is naar aanleiding van voornoemde aangifte op 12 juli 2019 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar. Hoewel hij het niet eens was met deze veroordeling is hij niet in hoger beroep gegaan, omdat hij verder wilde met zijn resocialisatietraject.
De door de kliniek aangevraagde machtiging transmuraal verlof is verleend door het AVT, waarna betrokkene vanaf 10 september 2019 binnen de [instelling 3] kon verblijven en weer over onbegeleide verlofmogelijkheden kon beschikken conform het door het AVT goedgekeurde stappenplan. De doelstelling is om betrokkene eind 2019/begin 2020 wederom door te laten stromen naar [instelling 2] in het kader van transmuraal verlof.
Binnen het huidige transmurale kader, met een plaatsing in eerste instantie binnen de kliniekappartementen buiten de beveiligde ring van de kliniek en vervolgens een plaatsing binnen [instelling 2] , wordt het risico op recidive als laag ingeschat. Betrokkene heeft een helder toekomstperspectief voor ogen waar hij naar toe wil werken. Hij kan echter niet meteen binnen zijn huidig transmuraal kader naar een RIBW-woning van [instelling 2] . Maatschappelijke inbedding vindt hierdoor stapsgewijs plaats.
Bij het wegvallen van het huidige kader bestaat het risico op het verkrijgen van een relatie, waarbinnen relationele beperkingen en de persoonlijkheidsproblematiek (met name krenkingen) op kunnen spelen. Bij oplopende spanningen en bij het uitblijven van een extern corrigerend en begeleidend netwerk, zal betrokkene vervallen in oude copingsmechanismen en kan dan komen tot (relationeel dan wel seksueel) geweld. Het komende jaar is van groot belang de inbedding in Amsterdam, middels plaatsing bij [instelling 2] en doorgroeien naar verblijf binnen een RIBW-woning van [instelling 2] , zorgvuldig vorm te geven in samenspraak met de reclassering uit die regio. Op deze wijze kan opnieuw toegewerkt worden naar een voorwaardelijke beëindiging. Beëindiging van de maatregel op dit moment zal leiden tot een hoog risico, omdat betrokkene dan volledig op zichzelf is aangewezen en maatschappelijke inbedding nog niet is gerealiseerd.
Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met een jaar te verlengen.
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Betrokkene verblijft sinds enkele weken in het moederhuis van [instelling 2] in [plaatsnaam 2] . Betrokkene is niet blij met de duur van het traject, maar hij weet dat er huisregels zijn waaraan hij zich moet houden. [instelling 2] wil eerst zicht hebben op de mensen in hun voorziening. Er is begin februari 2020 een behandelplanbespreking bij [instelling 2] gepland. Op de agenda staat de inzet van de reclassering en bij deze bespreking is een gedragswetenschapper aanwezig die de behandeling van de kliniek gaat overnemen. Deze gang van zaken past binnen het advies van de kliniek. Het doorstromen naar een RIBW-woning van [instelling 2] moet nog administratief worden geregeld. Of [instelling 2] daar ruimte voor heeft, komt tijdens de bespreking in februari aan de orde. De reclassering is niet bij die bespreking aanwezig. De kliniek is afhankelijk van [instelling 2] en [instelling 2] start alleen een behandeling met transmuraal verlof. De deskundige zal tijdens de bespreking voorstellen om de reclassering bij het traject te betrekken. Vanuit een forensisch toezicht kan dan worden toegewerkt naar een maatregelrapport.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 april 2019. Het hof heeft de eerdere beslissing van deze rechtbank van 28 januari 2019, om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, vernietigd om het resocialisatietraject geleidelijk via het transmuraal verlof te laten verlopen. Door de ervaring met de terbeschikkinggestelde in dat traject kunnen de risico’s beter worden ingeschat en kan het risicomanagement op een verantwoorde wijze worden vormgegeven.
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkinggestelde zich ondanks alles goed blijft inzetten. Het gegeven dat de plaatsing bij [instelling 2] anders is verlopen dan de terbeschikkinggestelde zich had voorgesteld, is voor de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van hetgeen wordt besproken tijdens de behandelplanbespreking bij [instelling 2] begin februari 2020.
De rechtbank begrijpt de houding van de terbeschikkinggestelde dat hij is uitbehandeld en dat hij toe is aan meer zelfstandigheid. De rechtbank is echter van oordeel dat de kliniek heeft gehandeld conform het stappenplan, zoals verleend door het AVT, en de wens van de terbeschikkinggestelde om meer zelfstandigheid te verkrijgen kan, gelet op het advies van de kliniek, worden bewerkstelligd in het kader van het transmuraal verlof.
Het verzoek om de zaak aan te houden, tot na de behandelplanbespreking of zo nodig nog langer voor een maatregelrapport, wordt daarom afgewezen.
De rechtbank overweegt ten slotte dat zij er vertrouwen in heeft dat de terbeschikkinggestelde zich ondanks de negatieve gevoelens over de voortgang van zijn resocialisatietraject blijft inzetten, omdat het thans ingezette traject de meest kansrijke weg is naar een beoogde beëindiging van de verpleging van overheidswege.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw om de zaak aan te houden voor het laten opmaken van een maatregelrapport af.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]met
één jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en J.I.M. Kuin, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 januari 2020.
De jongste rechter is buiten staat
mede te ondertekenen