Op 9 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1960, die eerder ter beschikking was gesteld door het gerechtshof Amsterdam in 2005. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, toegewezen. De terbeschikkinggestelde verblijft momenteel in een kliniek en is begeleid door een instelling. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouw en deskundigen gehoord tijdens een openbare zitting. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende adviezen, waaronder een advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT) en een eerder advies van een psycholoog. De terbeschikkinggestelde heeft een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis en er zijn zorgen over zijn risicomanagement en maatschappelijke inbedding. De rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, gezien de risico's die samenhangen met het beëindigen van de maatregel op dit moment. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw om de zaak aan te houden voor een maatregelrapport afgewezen, omdat de kliniek volgens het stappenplan heeft gehandeld. De rechtbank is van mening dat het huidige traject de meest kansrijke weg is naar een beëindiging van de verpleging van overheidswege.