ECLI:NL:RBAMS:2020:1978
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van aanranding wegens gebrek aan bewijs van dwang
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2020, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot verkrachting en aanranding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moest worden vrijgesproken van de poging tot verkrachting, maar dat de aanranding bewezen kon worden. De verdediging pleitte echter voor integrale vrijspraak, stellende dat er geen dwang was uitgeoefend. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de gedragingen van de verdachte als grensoverschrijdend konden worden beschouwd, er geen bewijs was van geweld of een andere feitelijkheid die dwang zou impliceren. Het slachtoffer had verklaard dat zij zich niet gedwongen voelde en dat de verdachte stopte toen zij zich verzette. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de aanranding en werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.