ECLI:NL:RBAMS:2020:1976

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
13/214921-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en vernieling in Amsterdam met camerabeelden als bewijs

Op 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en vernieling. De zaak betreft een inbraak in restaurant 'Sowieso' in Amsterdam op 11 november 2018, waarbij een geldbedrag van ongeveer 90 EUR werd gestolen. De verdachte werd herkend op camerabeelden door verbalisanten, die hem eerder hadden ontmoet. De officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor de diefstal, met de argumentatie dat de camerabeelden van te slechte kwaliteit waren voor een betrouwbare herkenning. De rechtbank oordeelde echter dat de herkenningen van de verbalisanten betrouwbaar waren, mede door de goede kwaliteit van de beelden en de specifieke persoonskenmerken die zichtbaar waren. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de diefstal en de vernieling van een deur van het Leger des Heils op 13 oktober 2018. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden en moest een schadevergoeding van 750 EUR betalen aan de benadeelde partij, Istanbul Lounge B.V., voor de materiële schade die was veroorzaakt door de inbraak. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten, maar ook met het feit dat de tenlastegelegde feiten enigszins gedateerd waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/214921-19 (Promis)
Datum uitspraak: 11 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [naam Justitieel Complex] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.F. van Drumpt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T.H.L. Kneepkens naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een geldbedrag, te weten ongeveer 90 EUR, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Istanbul Lounge B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Leger des Heils, gelegen aan de [adres] , toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij wijst daarbij op de aangifte, de camerabeelden en de zes herkenningen van verdachte door de verbalisanten. De officier van justitie ziet geen reden om te twijfelen aan deze herkenningen, nu deze zeer gedetailleerd zijn en verbalisanten verdachte onafhankelijk van elkaar en zonder voorinformatie herkennen. Ten aanzien van feit 2 wijst de officier van justitie op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte stellig ontkent dat hij de persoon is op de camerabeelden. Volgens de raadsman kan niet worden uitgesloten dat iemand anders de persoon is op de camerabeelden, nu deze beelden van te slechte kwaliteit zijn om in redelijkheid tot een herkenning te komen. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte niet van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan om op basis van de beelden een persoonsidentificatie-onderzoek te laten uitvoeren door deskundigen van het NFI. Het tweede feit kan volgens de raadsman wel worden bewezen, nu verdachte dit feit heeft bekend.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde bedrijfsinbraak kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat herkenningen aan de hand van camerabeelden kritisch en behoedzaam moeten worden beoordeeld. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden of screenshots daarvan, is onder meer van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Ook is van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien.
Op 11 november 2018 is er ‘s nachts ingebroken in restaurant ‘Sowieso’ in Amsterdam. Van deze inbraak zijn camerabeelden beschikbaar. Van deze camerabeelden zijn screenshots gemaakt, welke zich in het dossier bevinden. In het dossier bevinden zich tevens vijf processen-verbaal waarin verbalisanten relateren dat zij verdachte op de camerabeelden ambtshalve herkennen, omdat zij – anders dan verbalisant [naam verbalisant] – in het verleden (veelvuldig) met verdachte in contact zijn gekomen. De herkenningen zijn uitgebreid gemotiveerd (door het noemen van specifieke persoonskenmerken) en hebben plaatsgevonden aan de hand van zowel de screenshots als de bewegende camerabeelden.
De bewegende camerabeelden zijn ter terechtzitting bekeken. De rechtbank constateert dat de camerabeelden van goede kwaliteit zijn en dat de dader voldoende zichtbaar in beeld is om op basis daarvan iemand te kunnen herkennen. Daarbij is voorts van belang dat de waar te nemen persoonskenmerken, zeker in combinatie met elkaar, voldoende onderscheidend zijn.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de herkenningen van de verbalisanten. Bovendien heeft de rechtbank ter terechtzitting geconstateerd dat verdachte grote gelijkenissen vertoont met de dader op de camerabeelden. Dit brengt mee dat de noodzakelijkheid van het door de verdediging (voorwaardelijk) verzochte deskundigenonderzoek niet is gebleken, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte degene is die de bedrijfsinbraak heeft gepleegd.
3.3.2.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder feit 2 ten laste gelegde vernieling bewezen. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 11 november 2018 te Amsterdam, een geldbedrag, te weten ongeveer 90 EUR, toebehorend aan Istanbul Lounge B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
op 13 oktober 2018 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, toebehorend aan het Leger des Heils, gelegen aan de [adres] , heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat het een oude zaak betreft en het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Verdachte is van plan om zijn leven een positieve wending te geven.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft ingebroken bij restaurant ‘Sowieso’ in Amsterdam en daar een geldbedrag gestolen. Dit is een ergerlijk en overlast gevend feit, dat voor de eigenaar van het restaurant schade heeft veroorzaakt. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een deur.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 december 2019 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij meermalen eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Deze veroordelingen hebben verdachte er echter niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten vermelden voor een bedrijfsinbraak waarbij sprake is van veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met hetgeen bepaald is in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en met de omstandigheid dat de tenlastegelegde feiten enigszins gedateerd zijn.
Alles overziend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij Istanbul Lounge B.V., handelend onder de naam ‘Sowieso eten & drinken’, vordert vergoeding van € 1.000,- aan (nog niet vergoede) materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het is echter evident dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Gelet op vergelijkbare zaken dient de materiële schade te worden geschat op een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, nu hij ten aanzien van feit 1 vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.
9.4.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Hoewel de hoogte van de vordering naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd, is het evident dat de benadeelde partij door dit feit materiële schade heeft geleden. Uit de aangifte en de (stills van de) camerabeelden blijkt namelijk onder andere dat er een barst in de ruit van de voordeur zat, een klapraam was vernield, de kassa schade heeft opgelopen, en verschillende deuren zijn beschadigd.
Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de materiële schade naar billijkheid op € 750,- en zij zal dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 11 november 2018.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien
verdachte jegens de benadeelde partij Istanbul Lounge B.V. (‘Sowieso eten & drinken’) naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Istanbul Lounge B.V. toe tot een bedrag van
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 november 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Istanbul Lounge B.V. voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Istanbul Lounge B.V. aan de Staat € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en M.E.M. James - Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2020.