ECLI:NL:RBAMS:2020:1963

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
13/143303-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens het dragen van verboden wapens en het voorhanden hebben van een molotovcocktail

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die op 14 juni 2019 in Amsterdam een zwaard/machete en een molotovcocktail heeft gedragen en voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, en de verdediging door raadsman mr. J.M. Keizer. De rechtbank oordeelt dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, waarbij de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad door eventuele taal- of schrijffouten in de tenlastelegging. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, als bewijs voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn voor zijn handelen. De officier van justitie heeft een werkstraf van 60 uren geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een taakstraf van 40 uren op te leggen, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn diagnose autisme en ADD. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen machete en een ander mes bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de oudste en jongste rechter niet in staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/143303-19
Datum uitspraak: 30 januari 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een molotov cocktail, zijnde een
voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 14 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie IV, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een zwaard/machete, heeft gedragen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 14 juni 2019 te Amsterdam, een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een molotovcocktail, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
2.
op 14 juni 2019 te Amsterdam, een wapen van categorie IV van de Wet wapens en munitie, te weten een machete, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie acht toepassing van het jeugdstrafrecht gerechtvaardigd gelet op de leeftijd, stoornissen en problematiek bij verdachte.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een goede weg is ingeslagen en sinds kort werkzaam is bij de groenvoorziening van [naam bedrijf] . De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest omdat dit recht doet aan de gepleegde feiten en een werkstraf het werk van verdachte - binnenkort fulltime - zal bemoeilijken. Indien een werkstraf wordt overwogen, dan dient deze in zijn geheel voorwaardelijk te worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit negentien jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft in haar rapport van 21 oktober 2019 geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is gediagnosticeerd met autisme en ADD. Verdachte is een nog jonge en kwetsbare man, die de consequenties en de risico's van zijn handelen slecht kan inschatten. Hij heeft vanwege zijn autisme moeite om de dingen te onthouden en juiste keuzes te maken en heeft in zijn ontwikkeling nog veel pedagogische begeleiding nodig. De pleegzorgwerker geeft aan dat verdachte met veel gesprekken in de juiste richting moet worden gestuurd.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het toepassen van het adolescentenstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal dan ook toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Strafoplegging
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het maken en voorhanden hebben van een zogenaamde molotovcocktail en aan het dragen van een verboden wapen, een machete. Deze twee feiten heeft verdachte gepleegd op een openbare plek bij een winkelcentrum, waar veel mensen lopen. Dergelijke voorwerpen kunnen grote schade en leed veroorzaken.
Het in het openbaar in een groep maken van een molotovcocktail brengt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid teweeg. Dat het niet de bedoeling is geweest van verdachte om de wapens te gebruiken anders dan voor een videoclip, maakt dat niet anders. Ook bij gebruik voor een videoclip kunnen zeer gevaarlijke situaties ontstaan, waarbij slachtoffers kunnen vallen. De intentie van verdachte is voor anderen ook niet zichtbaar. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten die strafrechters in Nederland hanteren (LOVS-oriëntatiepunten) tot uitgangspunt genomen. Alhoewel de rechtbank qua strafoplegging bij ASR zaken doorgaans aansluit bij de richtlijnen voor volwassenen, ziet de rechtbank in dit geval aanleiding om daar vanaf te wijken.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn proceshouding en met het feit dat hij inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. Voorts houdt de rechtbank rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 december 2019 van verdachte waaruit blijkt dat hij eenmaal eerder is veroordeeld tot een werkstraf, maar niet voor soortgelijke feiten. Tevens speelt een rol dat de rechtbank aannemelijk acht dat verdachte er niet op uit was om met de wapens te dreigen of erger, maar dat hij deze bij zich had om een clip op te nemen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportage van reclassering Nederland d.d. 21 oktober 2019, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is opgemaakt. De rechtbank volgt de reclassering wanneer zij zegt dat verdachte de consequenties en de risico's van zijn handelen slecht kan inschatten. Verdachte wordt begeleid door Spirit Jeugdhulp. Positief is dat hij zijn leven redelijk op orde heeft en sinds korte tijd naar ieders tevredenheid werkt bij [naam bedrijf] . De rechtbank vindt, net als de reclassering, het opleggen van bijzondere voorwaarden niet nodig.
Anders dan de raadsman en de pleegzorgwerker vindt de rechtbank dat op de feiten wel nog een straf moet volgen. Evenals de officier van justitie acht de rechtbank een werkstraf passend en geboden. De rechtbank zal een lagere werkstraf op leggen dan is gevorderd omdat verdachte zijn leven een positieve wending heeft gegeven en ervoor moet worden gewaakt dat de werkzaamheden van verdachte niet in het geding komen. De rechtbank acht, dit alles afwegende, een taakstraf van 40 uur passend en geboden, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte de werkstraf bij [naam bedrijf] kan voldoen.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een machete, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat voorwerp het onder 2 bewezen geachte is begaan.
De rechtbank beveelt eveneens de verbeurdverklaring van een ander onder verdachte gelijktijdig inbeslaggenomen mes.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 77c, 77gg, 77m, 77n, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 27, 54, 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
2.
Handelen in strijd met artikel 27 lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 54 van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
40 (veertig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden, naar de maatstaf van twee uren per dag.
Verklaart verbeurd:
2 messen (5764429 en 5764427).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 iPhone (5765375).
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van Reekum, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. M.M. Helmers en E. Huls, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.M.E. Leyten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2020.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.