De raadsman van verdachte heeft samengevat het volgende aangevoerd.
Op grond van het dossier kan niet bewezen worden dat verdachte als pleger of medepleger bij de ten laste gelegde feiten betrokken is geweest, zodat integrale vrijspraak moet volgen.
Verdachte was op 29 maart 2018 aanwezig op het adres [adres 2] , op het moment dat daar een frauduleus besteld pakket werd bezorgd op naam van [persoon 2] . Ook staat vast dat in de woonkamer twee werkende laptops stonden die gebruikt zijn bij de fraude. Verdachte heeft erkend dat hij vaak in de woning van medeverdachte [medeverdachte] was, met wie hij destijds een relatie had, en ook dikwijls met vrienden.
Verdachte heeft zich op advies van de raadsman eerder op zijn zwijgrecht beroepen, wat hem niet kan worden tegengeworpen. Het standpunt van verdachte luidt dat hij de Acer laptop in 2017 aan [persoon 4] heeft verkocht, één van de [persoon 1] die vaker over de vloer kwam op [adres 2] . [persoon 4] heeft enkele uren voor de aanhouding van verdachte van de laptop gebruik gemaakt. Op geen enkel wijze kan worden vastgesteld dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de laptops in de periode zoals ten laste is gelegd. De op de Acer laptop aangetroffen persoonlijk informatie van verdachte is verklaarbaar en valt buiten de ten laste gelegde periode. Het WhatsApp bericht tussen verdachte en [medeverdachte] is onvoldoende concreet om daar belang aan te hechten. De getuigenverklaring van [getuige] , dat zij verdachte achter ‘de laptop’ heeft zien zitten, is onvoldoende specifiek. Onduidelijk blijft achter welke laptop verdachte zou hebben gezeten en waar in de woning. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten dactyloscopisch of DNA-onderzoek te verrichten aan de laptops. De IP-adressen van waar bestellingen zijn geplaatst en/of is ingelogd op Webportals zijn op geen enkele wijze naar verdachte, [medeverdachte] dan wel het adres [adres 2] te herleiden, zoals de officier van justitie ter zitting heeft bevestigd. Onduidelijk is of verdachte in de woning was op de momenten waarop frauduleuze handelingen werden verricht, of überhaupt vanaf welke locatie dit gebeurde.
De rechtbank kan aldus niet tot het bewijs komen van medeplegen van oplichting, computervredebreuk dan wel het binnendringen van een computernetwerk Verdachte heeft geen betrokkenheid gehad bij frauduleuze handelingen op Webportals van cardhouders van ICS en evenmin bij bestellingen op naam en rekening van anderen (feiten 1, 3 en 5).
Evenmin kan worden bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel. Verdachte was weliswaar met twee anderen aanwezig in de Bijenkorf toen met een bankpas van [persoon 1] werd afgerekend, maar had daarvan geen wetenschap (feit 2).
Het onder feit 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van softwareprogramma’s bestemd voor het plegen van computervredebreuk, kan ook niet worden bewezen. Naast een gebrek aan kennis bij verdachte ten aanzien van phishing methodes, kan op generlei wijze worden vastgesteld dat verdachte van deze programma’s gebruik heeft gemaakt en dat sprake was van zowel wetenschap als beschikkingsmacht. Het enkel in een woning staan van een laptop is niet voldoende.
Wie de personen zijn achter de phishing, is niet vast te stellen. Ondanks het feit dat het dossier duidelijke aanwijzingen bevat van betrokkenheid van derden bij de feiten, heeft het Openbaar Ministerie nagelaten nader onderzoek te verrichten naar andere personen. Evenmin is onderzoek gedaan naar andere afleveradressen.
In tegenstelling tot wat de officier van justitie stelt, is voor het aannemen van medeplegen vereist dat de rol die verdachte zou hebben gespeeld, duidelijk is. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte een intellectuele of een materiële bijdrage van voldoende gewicht aan de feiten heeft geleverd.