In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woningstichting Rochdale en een huurder, aangeduid als [eiser]. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij in de gehuurde woning. De huurder had de woning sinds 14 december 2011 in gebruik en op 20 mei 2019 werd de hennepkwekerij ontdekt, wat leidde tot een kort geding waarin de huurder werd veroordeeld tot ontruiming. De huurder vorderde in deze procedure dat de ontbinding van de huurovereenkomst onrechtmatig was en dat deze ongedaan moest worden gemaakt, terwijl Rochdale in reconventie ontbinding van de huurovereenkomst vorderde.
Tijdens de zitting op 13 februari 2020 heeft de huurder zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij onder dwang de hennepkwekerij had moeten toestaan. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de huurder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij onder dwang handelde. De rechter heeft vastgesteld dat de huurder zich bewust was van de hennepkwekerij en dat de omstandigheden, waaronder de diefstal van elektriciteit, een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormden. De kantonrechter heeft de belangen van de huurder afgewogen tegen de ernst van de tekortkoming en geconcludeerd dat de huurovereenkomst terecht is ontbonden.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de huurder afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van Rochdale. De huurovereenkomst is ontbonden, en de ontruiming van de woning blijft in stand. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.