ECLI:NL:RBAMS:2020:1932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
13/701727-18 (tussentijdse toetsinng)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel in verband met onrechtmatige verblijfsstatus en repatriëring

Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussentijdse beschikking gegeven in de zaak met parketnummer 13/701727-18, betreffende de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft eerder, op 14 augustus 2018, de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren. De noodzaak van voortzetting van deze maatregel moest uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging worden getoetst. De veroordeelde, geboren in 1981, verblijft momenteel in een Justitieel Complex en heeft een onrechtmatige verblijfsstatus. De rechtbank heeft op 10 maart 2020 een openbare zitting gehouden, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsvrouw en een deskundige zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in het verleden een EMDR-behandeling heeft ondergaan voor complexe PTSS, maar het is onduidelijk of deze behandeling is afgerond. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft de veroordeelde ongewenst verklaard, wat betekent dat hij Nederland niet mag verblijven. De DT&V werkt aan het verkrijgen van een geldig reisdocument voor repatriëring naar Roemenië, waar de veroordeelde kan terugkeren naar zijn familie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is om te voorkomen dat de veroordeelde op straat belandt en om de repatriëring te faciliteren.

De rechtbank heeft besloten dat de ISD-maatregel wordt voortgezet, zodat deze kan worden beëindigd op het moment dat de repatriëring daadwerkelijk plaatsvindt. De beslissing is genomen in het belang van de maatschappij en om recidive te voorkomen, conform artikel 38m lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de beslissing op 10 maart 2020 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/701727-18 (tussentijdse toetsing)
BESLISSING
Deze rechtbank heeft op 14 augustus 2018 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:
[veroordeelde], hierna te noemen: veroordeelde,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in “ [locatie Justitieel Complex] ” te [plaats] .

1.Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 14 augustus 2018, waarin is beslist dat de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van die maatregel moet worden getoetst;
  • de beslissing van deze rechtbank van 15 maart 2019, waarbij na een tussentijdse toetsing is beslist dat de ISD-maatregel dient te worden voorgezet;
  • het verzoek ex artikel 6:6:14 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering van de veroordeelde en zijn raadsvrouw mr. L.M. Ravestijn om een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel;
  • het verslag ten behoeve van de tussentijdse toetsing ISD (stand van uitvoering van het verblijfsplan van veroordeelde) van 10 maart 2020;
  • een door de raadsvrouw ter terechtzitting overhandigde e-mail van [persoon 1] van 9 maart 2020 van Dienst Terugkeer en Vertrek (hierna: DT&V).
De rechtbank heeft op 10 maart 2020 de officier van justitie mr. E. Broekhof, veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. L.M. Ravestijn, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige [persoon 2] , programmamanager ISD, verbonden aan het [locatie Justitieel Complex] , op de openbare terechtzitting gehoord.

2.Beoordeling

Uit voornoemd
verslag van 10 maart 2020blijkt onder meer het volgende. Het vonnis waarin de ISD-maatregel is opgelegd, is op 29 augustus 2018 onherroepelijk geworden. Veroordeelde verbleef van 4 oktober 2018 tot 19 juni 2019 in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (hierna: PPC) van Justitieel Complex (hierna: JC) [locatie Justitieel Complex] in verband met suïcidaliteit. Aldaar heeft veroordeelde een EMDR behandeling gevolgd voor complexe PTSS. Het is onduidelijk of hij deze behandeling heeft afgemaakt. Bij voornoemde
beslissing van 15 maart 2019is – na een tussentijdse toetsing – beslist tot voortzetting van de ISD-maatregel, om de ingeslagen trajecten – waaronder terugkeer naar Roemenië – alle kansen te kunnen bieden.
Bij
beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (de IND) van 13 augustus 2019is veroordeelde ongewenst verklaard. Hij mag daarom niet in Nederland verblijven. Veroordeelde verblijft echter – gelet op de wachtlijst voor overplaatsing naar de VRIS-ISD inrichting van de Penitentiaire Inrichting (hierna: PI) [locatie 1] – in [locatie Justitieel Complex] , alwaar op 17 september 2019 een trajectbepalingsoverleg (TBO) heeft plaatsgevonden. Tijdens dit overleg heeft veroordeelde een sombere indruk gemaakt, die verklaard lijkt te worden door een onzeker toekomstperspectief, schuldgevoelens en een negatief zelfbeeld.
Uit informatie van de DT&V komt naar voren dat – al dan niet met behulp van de Roemeense autoriteiten – wordt gewerkt aan het verkrijgen van een geldig reisdocument om repatriëring naar Roemenië te realiseren. Veroordeelde werkt hieraan mee en kan in Roemenië terecht bij familie. Indien de DT&V een geldig reisdocument voorhanden heeft, kan zijn terugkeer plaatsvinden. Door de DT&V wordt geadviseerd om terugkeer tijdens de ISD-maatregel mogelijk te maken, omdat zijn terugkeer in de (Nederlandse) maatschappij – gelet op zijn onrechtmatige verblijfsstatus en zijn gepleegde strafbare feiten – niet wenselijk is. Met zijn terugkeer wordt voldaan aan een van de doelen van de ISD-maatregel voor ongewenst verklaarden (VRIS-ISD), te weten re-integratie in het land van herkomst.
In de
e-mail van [persoon 1] van 9 maart 2020worden twee routes geschetst om terugkeer naar Roemenië vanuit de VRIS-ISD mogelijk te maken. De eerste route houdt in dat DT&V bij voortzetting van de maatregel de terugkeer van veroordeelde naar Roemenië zal bewerkstellingen. De ISD-maatregel zal in dat geval worden beëindigd (door de Minister) op het moment dat de veroordeelde Nederland verlaat. De tweede route houdt in dat de rechtbank beslist tot opheffing van de maatregel (op 24 maart 2020), omdat het DT&V twee weken nodig zou hebben om terugkeer te realiseren.
De raadsrouwheeft aangegeven haar verzoek tot opheffing van de ISD-maatregel te handhaven. De raadsvrouw zoekt aansluiting bij de tweede route die is geschetst in de e-mail van [persoon 1] en benadrukt dat elke dag langer vastzitten voor veroordeelde een dag te veel is. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [persoon 1] haar heeft laten weten dat terugkeer ook binnen tien dagen gerealiseerd kan zijn. Dit betekent dat veroordeelde op de dag van de uitspraak daadwerkelijk uitgezet kan worden naar Roemenië.
De deskundigeheeft het verslag van 10 maart 2020 toegelicht en het advies vanuit de PI verduidelijkt. De deskundige benadrukt dat het streven is om veroordeelde begin april 2020 te repatriëren. Geadviseerd wordt om de ISD-maatregel voort te zetten, zodat de maatregel beëindigd kan worden op het moment dat veroordeelde daadwerkelijk wordt uitgezet.
De officier van justitieheeft gerekwireerd tot voortzetting van de maatregel en heeft hiertoe aangevoerd dat DT&V pas een vertrekdatum zal regelen op het moment dat de rechtbank heeft beslist tot voortzetting van de maatregel. De Minister kan de maatregel beëindigen op het moment dat terugkeer geregeld is. De officier van justitie benadrukt dat het wenselijk is om veroordeelde vanuit detentie te repatriëren om te voorkomen dat zijn terugkeer niet is geregeld en veroordeelde op straat zal belanden op het moment dat de maatregel wordt opgegeven.
De veroordeeldeheeft op de openbare terechtzitting verklaard dat hij wil dat de maatregel wordt beëindigd. Hij is van mening dat hij op de goede weg is en vindt dat de behandeling hem alles heeft gebracht wat mogelijk was. Veroordeelde voelt zich geblokkeerd in de eerste stap; terugkeer naar Roemenië. Hij wil graag terug naar zijn familie.

3.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 Sr is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde op de openbare terechtzitting stelt de rechtbank vast dat binnen afzienbare termijn kan worden voldaan aan een van de doelen van de VRIS-ISD maatregel, te weten repatriëring naar het land van herkomst. De DT&V heeft echter (nog) geen geldig reisdocument voorhanden om veroordeelde naar Roemenië uit te zetten. De rechtbank wil – ter bescherming van de maatschappij en gelet op zijn verblijfsstatus – voorkomen dat veroordeelde bij een beëindiging van de ISD-maatregel op straat zal belanden. De rechtbank acht voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk, zodat de maatregel pas beëindigd kan worden op het moment dat de repatriëring
daadwerkelijkwordt bewerkstelligd.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

4.Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2020.