ECLI:NL:RBAMS:2020:1913

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
13/226129-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van 22 kilo cocaïne, witwassen en voorbereidingshandelingen

Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van 22 kilo cocaïne, witwassen van een geldbedrag van € 146.816,10 en voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 12 december 2019 en 10 maart 2020, waarbij de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en de raadsman mr. J.P. Plasman aanwezig waren. De verdachte, geboren in 1993, werd op 18 september 2019 samen met een medeverdachte aangetroffen in een woning in Amsterdam, waar een grote hoeveelheid cocaïne en contant geld werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en de medeverdachte samenwerkten in de drugshandel, ondanks hun ontkenningen dat zij op de hoogte waren van elkaars activiteiten. De rechtbank achtte alle ten laste gelegde feiten bewezen, met uitzondering van het witwassen van een Rolexhorloge, waar de verdachte van werd vrijgesproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 45 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13-226129-19 (Promis)
Datum uitspraak: 24 maart 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ter zitting opgegeven adres: [adres 1],
gedetineerd in de [detentieadres].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op
12 december 2019 en 10 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.P. Plasman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 10 maart 2020, ten laste gelegd dat hij zich op 18 september 2019 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan
1. medeplegen van het vervoeren en/of aanwezig hebben van 22 kilo/pakketten cocaïne;
2. medeplegen van het (schuld)witwassen van een Rolexhorloge en een geldbedrag van € 146.816,10;
3. medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in verdovende middelen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft op basis van de bewijsmiddelen in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle drie de ten laste gelegde feiten.
In verband met het onder 1 ten laste gelegde komt de officier tot een bewezenverklaring voor het medeplegen van het voorhanden hebben van de cocaïne, nu medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard op de [adres 2] te hebben gewoond en verdachte heeft verklaard daar te hebben geslapen, terwijl de pakketten overal door de woning verspreid werden aangetroffen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van witwassen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er een vermoeden van witwassen is, gegeven de hoogte en de samenstelling van het contante geldbedrag van 145.000 dat in de woning werd aangetroffen, de aanwezigheid van 22 pakketten cocaïne en de grote geldbedragen die verdachten op zak hadden. Omdat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] geen verifieerbare verklaring ten aanzien van het aangetroffen enorme geldbedrag hebben gegeven, kan het niet anders zijn dan dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is. Met betrekking tot de aangetroffen Rolex is de officier van justitie van oordeel, vanwege de vindplaats daarvan in de kledingkast van de broer van medeverdachte [medeverdachte], dat alleen medeverdachte [medeverdachte] daarvan wetenschap heeft gehad en verdachte daarvan zou moeten worden vrijgesproken.
Ten slotte heeft de officier van justitie zich met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de aanwezigheid van de pakketten cocaïne, een vacuummachine, een geldtelmachine en een encrypted telefoon in de woning waar verdachte over heeft verklaard daar te slapen en medeverdachte [medeverdachte] over heeft verklaard daar te hebben gewoond, duiden op een gezamenlijke voorbereiding van verdere drugshandel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, ten aanzien van feit 2 bepleit dat dit feit bewezen kan worden met uitzondering van het Rolexhorloge
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 1, het voorhanden hebben van 22 kilo cocaïne kan alleen bewezen worden verklaard dat verdachte opzet heeft gehad op het kopen van vijf kilo cocaïne, zoals verdachte zelf heeft verklaard. Verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de overige cocaïne nu deze niet in zijn machtssfeer is geweest en hij pas zeer kort in de woning aanwezig was toen de politie daar binnenviel. Verdachte heeft na zijn aanhouding, volgens zijn raadsman, leugenachtige verklaringen afgelegd over zijn betrokkenheid bij deze zaak. Zijn verklaring over het slapen in de woning en dat hij daar een lachgastank kwam ophalen, dienen door de rechtbank genegeerd te worden en alleen de door verdachte later afgelegde verklaring over het tellen van het geld en het kopen van vijf kilo cocaïne kunnen aan het bewijs bijdragen.
Ten aanzien van feit 3, de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een vervolging voor die feiten overdreven is, nu het om hetzelfde gaat als al onder 1 en 2 ten laste is gelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte], na een Meld Misdaad Anoniem-melding, samen worden aangetroffen in de woning aan de [adres 2] te [plaats] op
18 september 2019 tijdens een inval van de politie. In de woning worden een zeer grote hoeveelheid cocaïne, 22 pakketten en een zeer groot geldbedrag (later blijkt 146.816,10) op diverse zichtbare en onzichtbare plaatsen aangetroffen. Tevens wordt in een kledingkast in een slaapkamer een Rolexhorloge ter waarde van circa €30.000 tot € 40.000,00 aangetroffen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hem door onbekend gebleven derden gevraagd was de harddrugs in te pakken en dat hij daar een geldbedrag voor zou ontvangen.
Verdachte heeft verklaard dat hij met een geldbedrag van ongeveer 145.000 in opdracht van onbekend gebleven derden naar de woning aan de [adres 2] is gestuurd. Verdachte ging daar geld tellen en hij moest vijf kilo cocaïne kopen bij een voor hem onbekende verkoper. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist dat medeverdachte [medeverdachte] in de woning aanwezig zou zijn, dat hij niet eerder in de woning is geweest en dat er tussen hem en [medeverdachte] over geen enkel onderwerp is gesproken. Verdachte was ook niet op de hoogte van de overige grote hoeveelheid drugs in de woning, maar zag na zijn aankomst wel een pakket op het aanrecht in de keuken liggen.
[medeverdachte] heeft ontkend dat hij bemoeienis heeft gehad met het aangetroffen geldbedrag en dat hij vijf kilo cocaïne aan verdachte moest verkopen. Volgens [medeverdachte] heeft verdachte zelf een geldtelmachine meegebracht, hetgeen door verdachte wordt ontkend.
Beide verdachten hebben erkend dat zij elkaar al langer kennen. Op die bewuste dag op
18 september 2019 handelden zij volgens verdachte echter ieder voor zich. Zij wisten niet van elkaars bezigheden en ook niet dat zij elkaar die dag zouden treffen in de woning. Op enkele geldbiljetten die in de woonkamer op de bank zijn aangetroffen zijn vingerafdrukken van [medeverdachte] aangetroffen. [medeverdachte] heeft verklaard dat dit mogelijk gebeurd kan zijn bij het verplaatsen van de geldtelmachine van de ene kamer naar de andere kamer. Het aangetroffen geldbedrag lag verspreid door de woning. Een bedrag van € 29.500 is aangetroffen in een lade van een bureau, verder lagen er bundels geld op de bank en op de salontafel en een deel zat nog in de geldtelmachine.
Ook de drugs lagen verspreid door de woning. Zo zijn pakketten aangetroffen in de woonkamer, in de keuken en in een tas in een kast in een slaapkamer. Het Rolexhorloge is aangetroffen in een kledingkast in een slaapkamer en [medeverdachte] heeft hierover verklaard dat hij dit horloge heeft geleend van [persoon].
Dat verdachte en [medeverdachte] niet op de hoogte waren van elkaars taken op 18 september 2019, dat zij, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard, niet met elkaar hebben gesproken en dat zij elkaar bij toeval in de woning troffen, vindt de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. De verklaring van verdachte dat hij kort voor de aanhouding met een bedrag van ongeveer € 145,000,00 in een tasje naar de woning is gegaan om het geld daar te tellen en dat hij vijf kilo cocaïne van een onbekende moest kopen, vindt geen steun in het dossier.
Dat verdachte pas zeer kort in de woning aanwezig was toen de politie binnenviel en dat hij daar nooit eerder was geweest acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig. Afgezien van het feit dat hij over zijn eerdere aanwezigheid in de woning wisselend bij de politie heeft verklaard, stelt de rechtbank vast dat het geld dat verdachte kort daarvoor de woning zou hebben binnengebracht, inmiddels verspreid lag door de woning, Zo lag een groot deel van het geld te weten € 29.500,00 in een lade weggestopt en andere delen van het geld lagen verspreid over de bank, de salontafel en in de geldmachine. Een en ander wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte al langer dan de 10 tot 15 minuten waarover hij zelf heeft verklaard, met het geld bezig was en dus ook al langer in de woning aanwezig was. Bovendien zijn er vingerafdrukken van medeverdachte [medeverdachte] op het geld aangetroffen en heeft verdachte in zijn laatste verklaring bij de politie verklaard dat hij samen met [medeverdachte] het geld aan het tellen was.
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen deze omstandigheden erop dat verdachte wel al langere tijd in de woning aanwezig was en zowel verdachte als [medeverdachte] de beschikkingsmacht over het geld en de cocaïne hebben gehad. De aanwezigheid van beide verdachten in de woning en de combinatie van de wijze waarop het geld en de cocaïne zich verspreid in de woning bevonden, op diverse zichtbare plekken, maar ook weggestopt in een kast en een lade wijzen naar het oordeel van de rechtbank op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] met betrekking tot drugshandel. Zij waren immers beiden bezig in de woning met handelingen die louter daarop gericht waren.
Dat verdachte nooit eerder in de woning was geweest, komt niet overeen met de eigen verklaring van verdachte die hij na zijn aanhouding heeft afgelegd en waarin hij heeft verklaard dat hij in de woning sliep. Dat er door de verdachten, die vrienden van elkaar zijn, en elkaar zo toevallig opeens zouden zijn tegengekomen, in het geheel niet met elkaar is gesproken, acht de rechtbank zeer onwaarschijnlijk.
Het verweer van de raadsman van verdachte dat geen waarde dient te worden gehecht aan de eerdere verklaringen van verdachte, nu zij kennelijk leugenachtig zijn, wordt verworpen nu niet blijkt dat deze integraal leugenachtig zouden zijn.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van ongeveer 22 kilo dan wel 22 pakketten met cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van € 146.816,10.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het Rolexhorloge heeft witgewassen. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor de omstandigheid dat verdachte op de hoogte was van het horloge in de woning, zodat hij voor dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken zal worden.
Ook ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen neemt de rechtbank als uitgangspunt dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] al langere tijd samen in de woning aanwezig waren en dat naast de wetenschap met betrekking tot de aanwezigheid van de pakketten cocaïne en de geldtelmachine, die wetenschap ook bestond ten aanzien van de op de bank in de woonkamer aangetroffen encrypted telefoon, de weegschaal en het verpakkingsmateriaal. Onder die omstandigheden hebben zij voorwerpen voorhanden gehad waarvan zij wisten dat die bestemd waren voor de verdere handel in verdovende middelen.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat vervolging ter zake van een voorbereidingshandeling overdreven is in geval van een bewezenverklaring voor het voorhanden hebben van verdovende middelen, merkt de rechtbank in het licht van de wetsgeschiedenis op dat voorbereidingshandelingen nadrukkelijk ook strafbaar zijn gesteld, zelfs wanneer het beoogde misdrijf daarop is gevolgd. In een dergelijk geval kan daarmee in de strafmaat rekening worden gehouden,
Maar afgezien daarvan is de rechtbank van oordeel dat zich in de onderhavige zaak een andere situatie voordoet; namelijk die van een onder feit 1 op zichzelf strafbaar gesteld misdrijf dat ziet op het aanwezig hebben van de ruim 20 kilo cocaïne en de daarop in volgorde van tijd volgende handelingen onder feit 3 die zien op een ander feitelijk gebeuren: de daarop volgende voorbereiding van de verhandeling van die cocaïne.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 18 september 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk ongeveer 22 pakketten en/of kilo cocaïne, aanwezig heeft gehad, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
ten aanzien van feit 2:
op 18 september 2019 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag, te weten 146.816,10 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte wist, dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van feit 3:
op 18 september 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededader wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten hebbende verdachte en zijn mededader voorhanden gehad:
  • een geldtelmachine en
  • een aanzienlijke hoeveelheid papiergeld, ter waarde van in totaal 146.816,10 euro, en
  • telefoons en
  • 22 kilo gesealde pakketten aan cocaïne,

waarvan verdachte en zijn mededader wisten dat die goederen bestemd waren tot het plegen van die feiten.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten en strafbaarheid van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar jurisprudentie, verzocht een straf op te leggen die beduidend lager is dan de eis van de officier van justitie.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van ongeveer 22 kilo cocaïne, het witwassen van € 146.816,10 en strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van die cocaïne. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte berekenend en uit winstbejag gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de nadelige gevolgen die handel in verdovende middelen met zich brengt. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren voor de gezondheid van gebruikers ervan kunnen opleveren en dat het gepaard gaat met overlast in de samenleving en andere vormen van ernstige en gewelddadige criminaliteit. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor soortgelijke zaken. Bij fraudedelicten wordt ten aanzien van een bedrag tussen de € 70.000,- en € 125.000,- als uitgangspunt genomen 5 à 9 maanden gevangenisstraf. Voor het aanwezig hebben van 20 kilo harddrugs is het uitgangspunt 36 maanden gevangenisstraf.
Gelet hierop zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 45 maanden nu verdachte ten aanzien van het witwassen deels wordt vrijgesproken. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank geen aanleiding in het voordeel van verdachte verder af te wijken van de oriëntatiepunten.

7.Beslag

Verbeurdverklaring
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
een geldbedrag van € 145,176,10,
een geldbedrag van € 5783,90 en
een zwarte IPhone.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu die voorwerpen tot het begaan van de bewezen geachte feiten zijn bestemd, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2,10 en10a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van witwassen;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
45 (vijfenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
Een geldbedrag van € 145,176,10
Een geldbedrag van € 5783,90
Telefoon merk: IPhone, zwart, met goudkleurig hoesje en pasfoto.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2020.