ECLI:NL:RBAMS:2020:1885

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
7892924 CV EXPL 19-14806
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de informatieverplichtingen bij de overeenkomst op afstand met betrekking tot de Mediabox XL

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ziggo Services B.V. (eisende partij) en een consument (gedaagde partij) over de betaling van kosten gerelateerd aan een Mediabox XL. De eisende partij vorderde betaling van € 400,98 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, als gevolg van een overeenkomst die per 1 oktober 1999 was gesloten en later was gewijzigd. De overeenkomst werd beëindigd wegens wanbetaling op 15 augustus 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet volledig heeft voldaan aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit artikel 6:230m BW, wat betreft de precontractuele informatie die aan de consument verstrekt moest worden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de vordering niet zonder meer kon worden toegewezen, ondanks dat aan andere voorwaarden voor toewijsbaarheid was voldaan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de kosten die in rekening zouden worden gebracht bij het niet retourneren van de Mediabox XL en de voorwaarden van de borgsom. De rechter heeft de hoofdsom gedeeltelijk toegewezen, waarbij 50% van de gevorderde hoofdsom werd afgewezen als een evenredige sanctie. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 173,45 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en werd zij belast met de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en duidelijkheid in de informatie die aan consumenten wordt verstrekt bij het sluiten van overeenkomsten op afstand.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7892924 CV EXPL 19-14806
vonnis van: 13 maart 2020
fno.: 534

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Ziggo Services B.V.

gevestigd te Utrecht
eisende partij
gemachtigde: GGN Mastering Credit Rotterdam
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te [plaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 14 juni 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rolzitting van 6 september 2019 een akte ingediend. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eisende partij vordert betaling van € 400,98 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Eisende partij heeft gesteld dat zij, althans haar rechtsvoorganger UPC, met gedaagde partij per 1 oktober 1999 een overeenkomst heeft gesloten, die per 5 maart 2018 is gewijzigd in die zin dat gedaagde partij toen is overgestapt op een ander pakket te weten het Connect Complete en Play Max Pakket. Deze wijziging is aan gedaagde partij bevestigd bij e-mail. De overeenkomst is per 15 augustus 2018 beëindigd wegens wanbetaling. Eisende partij heeft verder gesteld dat de overeenkomst online is gesloten.
Eisende partij heeft twee e-mails aan gedaagde partij overgelegd van 5 en 8 maart 2018 waarin bestellingen zijn bevestigd van respectievelijk een Internet Complete en TV Max Pakket met een Fox Sport Compleet Pakket, alsmede een Volop Bellen Pakket. Eisende partij heeft algemene voorwaarden overgelegd van 1 juli 2017 en verwijst (voor wat betreft de hoogte van de in rekening te brengen restwaarde van een Mediabox XL) naar een tarievenblad dat, zo de kantonrechter aanneemt, op haar website is te vinden.
Eisende partij vordert (onder meer) betaling van abonnementstermijnen en/of verbruikskosten over de periode 1 juni 2018 tot 15 augustus 2018, alsmede € 99,87 aan niet nader toegelichte kosten over een eerdere periode, afsluitkosten en de restwaarde van een niet geretourneerde Mediabox XL. Een bedrag van € 90,- aan borg heeft eisende partij verrekend met de hoofdsom.
De wettelijke informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW
Op grond van artikel 6:230m jo 6:230v BW dient eisende partij - kort gezegd - voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op afstand op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken. Voor wat betreft de kenmerken van de zaak of dienst, de prijs en kosten, de duur van de overeenkomst en voorwaarden voor opzegging en de minimum duur dient zij daarbij onmiddellijk voorafgaand aan het plaatsen van de bestelling tevens op een in het oog springende wijze op deze informatie te wijzen. Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, niet in alle gevallen afdoende.
Voorts dient eisende partij binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst te verstrekken (met daarin wederom alle toepasselijke contractuele informatieverplichtingen) op een duurzame gegevensdrager.
Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen licht eisende partij in productie 3 toe waar (maar overigens niet sinds wanneer) de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde en op de overeenkomst toepasselijke wettelijke informatieverplichtingen op haar website te vinden zijn, zoals bij de ‘veelgestelde vragen’. Eisende partij verwijst hiervoor ook naar de algemene voorwaarden. Uit de stellingen in de dagvaarding en de schermafdrukken ter onderbouwing daarvan blijkt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet, althans onvoldoende dat gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, bijvoorbeeld gedurende het online bestelproces, alle van toepassing zijnde informatie van artikel 6:230m lid 1 BW op duidelijke en begrijpelijke wijze aan gedaagde partij heeft verstrekt. Ook een verwijzing naar bepalingen in haar algemene voorwaarden volstaat niet. Reden waarom niet kan worden vastgesteld dat eisende partij op juiste wijze aan haar formatieverplichtingen heeft voldaan.
Wat betreft de contractuele informatieverplichtingen heeft eisende partij twee e-mails in het geding gebracht waarin zij de overeenkomsten aan gedaagde partij heeft bevestigd. In deze e-mails, die als duurzame gegevensdragers kunnen worden aangemerkt, wordt op een aantal van de contractuele informatieverplichtingen expliciet gewezen. Dat geldt echter niet voor:
- de ingangsdatum van de overeenkomsten, zodat onduidelijk is binnen welke termijn eisende partij zich verbindt de diensten te verlenen en per wanneer voor gedaagde partij een betalingsverplichting ontstaat;
- de gebruikskosten voor bellen, dan wel hoe deze kosten worden berekend, terwijl met het Volop Bellen Pakket alleen onbeperkt gebeld kan worden naar vaste en mobiele nummers in Nederland;
- wat betreft de Mediabox XL, die behoort bij het Internet Complete en TV Max Pakket, ontbreekt informatie over de kosten die bij het niet retourneren daarvan na beëindiging van het abonnement in rekening kunnen worden gebracht en hoe deze kosten (de zogenoemde restwaarde) wordt berekend, hetgeen ook geldt voor de voorwaarden van waarborgsommen, terwijl op grond van de specificatie van de factuur van 8 oktober 2018 moet worden aangenomen dat gedaagde partij op enig moment een borg heeft betaald;
- informatie over het klachtafhandelingsbeleid.
Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat niet (volledig) aan de verplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW is voldaan. Gelet op de jurisprudentie van het HvJEU dienen de consequenties daarop doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te zijn. Dat betekent dat de vordering, ook indien voor het overige aan de voorwaarden voor toewijsbaarheid is voldaan, niet zonder meer kan worden toegewezen. Daarvan zou immers een onjuist signaal uitgaan naar handelaren die wel volledig aan hun verplichtingen voldoen. Anderzijds kan een algehele afwijzing van de vordering niet als ‘evenredig’ worden aangemerkt. Verder wordt in aanmerking genomen dat, in het geval eisende partij op enig moment wel volledig aan de bovenbedoelde informatieverplichtingen zou hebben voldaan, er een gerede kans zou zijn geweest dat de gedaagde partij de overeenkomst tijdig zou hebben ontbonden. Deze kans dient in de sanctie te worden verdisconteerd. Een en ander geeft de kantonrechter aanleiding de hoofdsom gedeeltelijk toe te wijzen. Afwijzing van 50% van de gevorderde hoofdsom acht de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sanctie als hiervoor bedoeld.
Het beroep op de algemene voorwaarden
Gedaagde partij is een consument. De kantonrechter dient op grond van vaste rechtspraak ambtshalve te beoordelen of eisende partij een beroep doet op oneerlijke bedingen.
Eisende partij vordert op grond van artikel 13 lid 1 van de algemene voorwaarden (versie 2017) afsluitkosten en de restwaarde van een niet geretourneerde Mediabox XL. Eisende partij heeft daarbij, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet toegelicht waarom er volgens haar geen sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn 93/13.
Wat betreft de afsluitkosten is in het artikel voornoemd niet vermeld in welk geval de consument deze kosten verschuldigd is, zodat eisende partij vrij spel heeft bij het factureren van deze kosten. Voorts is niet vermeld hoe hoog de kosten zijn. Voor die informatie dient de consument gelet op het laatste lid van artikel 13 het Tarievenoverzicht te raadplegen, dat kennelijk ergens op de website van eisende partij staat. Dit betekent dat de consument uit de algemene voorwaarden zelf niet kan opmaken met welke mogelijke kosten hij nog kan worden geconfronteerd, maar ook dat eisende partij deze tarieven tussentijds en zonder medeweten en/of instemming van de consument op haar website zal kunnen wijzigen. Dat geldt ook voor de restwaarde van de Mediabox, waarvan bovendien uit het Tarievenoverzicht niet blijkt dat deze naar mate de apparatuur ouder is ook lager wordt. Reden waarom deze bedingen als oneerlijk worden aangemerkt en de kosten op grond daarvan worden afgewezen.
Uitgaande van alleen de niet betaalde abonnementskosten over de periode 1 juni 2018 tot 15 augustus 2018 (3 maal 99,87 minus de verrekeningen van 39,46 en 13,12) en het bedrag van € 99,87 voor een niet nader toegelichte periode daaraan voorafgaande, en met toepassing van de hiervoor toegelichte sanctie van 50% over de hoofdsom, komt het toe te wijzen bedrag uit op € 173,45.
Nu op grond van voorgaande rente is berekend over en aangemaand is voor een te hoog bedrag worden de reeds verschenen wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Gedaagde partij wordt als de meest in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van:
- € 173,45 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden begroot op € 121,- aan griffierecht, € 36,- aan salaris gemachtigde en € 85,18 aan explootkosten, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,- aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.