Op 4 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het verbranden van afval buiten een inrichting. De verdachte, geboren in 1957, werd beschuldigd van het opzettelijk verbranden van elektriciteitskabels, een verfkwast en olieachtige vloeistoffen op of omstreeks 15 oktober 2018 in Nederland. Tijdens de zitting was de verdachte aanwezig en werd de vordering van de officier van justitie, mr. N. Huisman, besproken. Ook was er een vertegenwoordiger van de benadeelde partij, [naam bedrijf BV], aanwezig.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging, gebaseerd op bewijsmiddelen waaronder bekennende verklaringen. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren op, met een proeftijd van twee jaar, en motiveerde deze beslissing door te wijzen op de overlast die het verbranden van afval had veroorzaakt in de omgeving, waaronder rookoverlast en gezondheidsklachten bij medewerkers van een nabijgelegen bedrijf.
Daarnaast werd er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij behandeld. De rechtbank kende een bedrag van € 2.940,36 toe aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, aangezien de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door het bewezen geachte feit was toegebracht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en vond plaats op een openbare terechtzitting.