7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met een ander ongeveer 7,5 kilogram cocaïne voorhanden gehad. Die hoeveelheid vertegenwoordigt een aanzienlijke waarde en duidt er op dat deze cocaïne bestemd was voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne is een voor de volksgezondheid zeer schadelijke stof en met de verboden handel – die veel slachtoffers maakt – worden grote winsten gemaakt. Bovendien gaat de verspreiding van en de handel in cocaïne gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft daaraan bijgedragen door deze drugs voorhanden te hebben.
De rechtbank houdt rekening met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt genoemd dat bij het voorhanden hebben van een dergelijke hoeveelheid harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden uitgangspunt is. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of er redenen zijn om van dit uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank heeft daarbij kennis genomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 februari 2020. Daaruit is af te leiden dat er eerder een transactie is uitgevaardigd, maar verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Dit strafblad geeft de rechtbank dus geen reden om aan verdachte een hogere of lagere straf op te leggen dan de straf die als uitgangspunt wordt genomen. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank ook geen reden om van het uitgangspunt af te wijken.
Alles overwegende, vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Deze straf wijkt af van de vordering van de officier van justitie omdat de bewezenverklaarde hoeveelheid verdovende middelen kleiner is dan waar de officier van justitie in haar eis vanuit is gegaan en ook zoekt de rechtbank aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten en niet bij de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hanteert.
De onder verdachte in beslag genomen voorwerpen zijn opgenomen op de aan de rechtbank overhandigde beslaglijst die is opgenomen in een bijlage (
bijlage III) die aan dit vonnis is gehecht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen sealapparaat opgenomen onder nummer 15, de geldtelmachine opgenomen onder nummer 24 en de goederen (sokken) onder de nummers 16, 17, 18. 19, 20 verbeurd worden verklaard. De hoeveelheden drugs op de beslaglijst opgenomen onder nummers 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en de telefoons onder nummers 21, 22, 23, 27, 28, 32, 33, 34, 35, simkaarten opgenomen onder nummer 25, twee gps-trackers onder nummers 29 en 30, een acculader onder nummer 31 moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De in beslag genomen geldbedragen opgenomen onder nummers 1, 2, 3, en 4 kunnen worden bewaard voor de rechthebbende net als het in beslag genomen rijbewijs onder nummer 36 en de identiteitskaart onder 37.
De raadsman heeft over het beslag geen standpunt ingenomen.
Van de voorwerpen op de beslaglijst opgenomen onder 15, 16, 17, 18, 19, 20, en 24, is niet bekend geworden aan wie zij toebehoren. Omdat de sokken onder nummers 16, 17, 18, 19 en 20 zijn gebruikt bij het feit en het sealapparaat onder 15 en de geldtelmachine onder nummer 24 tot het begaan van misdrijven zijn bestemd, zal de rechtbank deze verbeurd verklaren.
Onttrekking aan het verkeer
De verdovende middelen op de beslaglijst opgenomen onder nummers 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 en de gps-trackers opgenomen onder nummers 29 en 30, zijn in het onderzoek naar het door verdachte gepleegde misdrijf aangetroffen. Met betrekking tot de verdovende middelen genoemd onder 9, 11, 12, 13 en 14 is het misdrijf begaan. De goederen opgenomen onder 5, 6, 7, 8, 10, 29 en 30 zijn tot het begaan van het feit vervaardigd of bestemd. Deze voorwerpen zijn van een zodanig aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Daarom dienen deze voorwerpen te worden onttrokken aan het verkeer.