ECLI:NL:RBAMS:2020:1853

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
13/665220-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en patroonmagazijn op basis van DNA-bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2020, is de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en een patroonmagazijn. De zaak kwam voort uit een schietincident op 15 maart 2018 in Amsterdam, waarbij een persoon met een automatisch vuurwapen werd beschoten. Tijdens het onderzoek naar het schietincident werd een automatisch wapen met een patroonmagazijn aangetroffen, waarop DNA-materiaal van de verdachte werd gevonden. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het voorhanden hebben van de pistoolmitrailleur, maar stelde dat het patroonmagazijn wel bewezen kon worden geacht. De verdediging betwistte echter dat het DNA-materiaal van de verdachte op het patroonmagazijn voldoende bewijs was voor beschikkingsmacht over het wapen.

De rechtbank overwoog dat, hoewel er een match was tussen het DNA-materiaal op het patroonmagazijn en het DNA-profiel van de verdachte, er geen ander bewijs was dat de beschuldiging ondersteunde dat de verdachte het wapen of patroonmagazijn voorhanden had. De rechtbank concludeerde dat de enkele aanwezigheid van het DNA-materiaal onvoldoende was om te bewijzen dat de verdachte beschikkingsmacht had over het wapen of het patroonmagazijn. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665220-18 (Promis)
Datum uitspraak: 5 maart 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak, met machtiging, gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.E.P.M. Kersten en van wat de raadsman van verdachte, mr. S.R. Bordewijk, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode 11 januari 2018 tot en met 15 maart 2018 te Amsterdam een pistoolmitrailleur van categorie II onder 2 en/of een patroonmagazijn van categorie II onder 1 voorhanden heeft gehad.

3.Vrijspraak

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur van categorie II onder 2 omdat dit deel van het ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Wel kan worden bewezen dat verdachte een onderdeel van dit wapen, namelijk het patroonmagazijn van categorie II onder 1, voorhanden heeft gehad omdat daarop het DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Niet kan worden vastgesteld dat het DNA-materiaal van verdachte rechtstreeks door toedoen van verdachte op het patroonmagazijn terecht is gekomen. Bovendien betekent het aantreffen van het DNA-materiaal van verdachte nog niet dat hij beschikkingsmacht heeft gehad over het patroonmagazijn. Ook is niet duidelijk of dat dan in de ten laste gelegde periode is geweest.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 15 maart 2018 heeft op de Piet Mondriaanstraat in Amsterdam een schietincident plaatsgevonden, waarbij een persoon met een automatisch vuurwapen is beschoten en later in het ziekenhuis is overleden. Op aanwijzingen van een getuige is door duikers van de Dienst Speciale Interventies in een water gelegen aan een wandelpad in het verlengde van de Piet Mondriaanstraat onderzoek verricht. Daarbij is een automatisch (en ook semiautomatisch) wapen aangetroffen dat pistoolmunitie verschiet. Het wapen was voorzien van een patroonmagazijn.
Op dit patroonmagazijn is DNA-materiaal aangetroffen waaruit een DNA-profiel is verkregen. Dit profiel kwam niet voor in de Nederlandse databanken. Vanwege de nationaliteit van het slachtoffer is dit DNA-profiel aangeboden aan de Servische autoriteiten. Vergelijking van dit profiel met de informatie in de DNA-bank van Servië heeft een match opgeleverd met het DNA-profiel van verdachte. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft, nadat verdachte later in Nederland vrijwillig celmateriaal heeft afgestaan, een vergelijkend onderzoek uitgevoerd. De rechtbank leidt uit de uitkomsten van dit onderzoek af dat er een hele grote kans is dat het DNA-materiaal dat op het patroonmagazijn is aangetroffen van verdachte afkomstig is.
De rechtbank constateert echter ook dat naast de match van het celmateriaal op het patroonmagazijn met het DNA-profiel van verdachte, uit het dossier en de behandeling op de zitting geen andere mogelijke bewijsmiddelen naar voren zijn gekomen voor de beschuldiging dat verdachte het wapen en patroonmagazijn voorhanden heeft gehad. De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat de enkele aanwezigheid van het DNA-materiaal van verdachte op het patroonmagazijn onvoldoende is voor het bewijs dat verdachte beschikkingsmacht had over het wapen of het patroonmagazijn als onderdeel daarvan. Laat staan dat op basis van de DNA match kan worden vastgesteld dit binnen de ten laste gelegde periode en op de ten laste gelegde plaats het geval is geweest. De rechtbank vindt daarom niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem vrijspreken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2020.