Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 augustus 2019, met bijlagen;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
2.De feiten
floating hotelsof
floatelsgenoemd (hierna: floatels).
barge master, gehuurd. Partijen hebben hun afspraken vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
26. Currency and method of payment(CL 15(b))
3.Het geschil
in de hoofdzaak
sui generis-overeenkomst voor de verstrekking van diensten. Op grond van artikel 4, eerste lid, Brussel I
bis-Verordening [1] is de Duitse rechter bevoegd, omdat Aida in Duitsland is gevestigd. Op grond van artikel 7, aanhef en eerste lid onder b, Brussel I
bis-Verordening kan zij ook worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden. In dit geval was de te leveren kenmerkende prestatie het ter beschikking stellen van floatels en bemanning, en was door partijen beoogd dat dit zou gebeuren in Duitsland. Gelet hierop is de Nederlandse rechter onbevoegd. Subsidiair is de rechtbank Noord-Nederland bevoegd, omdat de plek waar de kenmerkende prestatie feitelijk is verricht (Delfzijl) in haar arrondissement ligt. Meer subsidiair is de rechtbank Gelderland bevoegd, omdat – als de overeenkomst tussen partijen niet als overeenkomst voor de verstrekking van diensten wordt aangemerkt – de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt (betaling van huur) bij gebrek aan een andersluidende afspraak uitgevoerd moest worden in de vestigingsplaats van CF (Kootwijkerbroek), die in haar arrondissement ligt. Aida stelt zich echter op het subsidiaire standpunt dat – als een Nederlandse rechter bevoegd is – de rechtbank Rotterdam op grond van artikel 625, eerste lid onder b, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) exclusief bevoegd is om kennis te nemen van dit geschil over de exploitatie van een (binnen)schip. Bovendien moet dit geschil – als de overeenkomst tussen partijen wordt gekwalificeerd als rompbevrachting – op grond van artikel 93, aanhef en onder c, Rv worden behandeld door de kantonrechter.
bis-Verordening kan Aida ook worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt (betaling van huur) is uitgevoerd. Dit is gebeurd door het betalen van geld op de bankrekening van CF bij ABN Amro in Amsterdam, zodat de rechtbank Amsterdam bevoegd is. Het huren van een schip kan niet worden aangemerkt als een overeenkomst voor de verstrekking van diensten.
4.De beoordeling in het incident
bis-Verordening moet Aida vanwege haar vestigingsplaats in Duitsland in burgerlijke en handelszaken met een internationaal karakter, zoals deze zaak, worden opgeroepen voor de gerechten van Duitsland.
bis-Verordening kan Aida in dit soort zaken ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst echter ook worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis, die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Voor twee soorten overeenkomsten bevat het eerste lid van dit artikel, tenzij anders is overeengekomen, een nadere invulling van de plaats van uitvoering. Voor de koop en verkoop van roerende lichamelijk zaken is dit de plaats waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden (onder a). Voor de verstrekking van diensten is dit de plaats waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden (onder b).
bis-Verordening. Deze verordening beoogt te verzekeren dat een eiser gemakkelijk kan bepalen welk gerecht hij kan aanzoeken en een verweerder redelijkerwijs kan voorzien voor welk gerecht hij kan worden opgeroepen. Daartoe geldt als uitgangspunt dat het gerecht van de woonplaats van een verweerder bevoegd is, waarop bijzondere bevoegdheidsregels een aanvulling vormen. Deze systematiek vereist een restrictieve uitleg van de bijzondere bevoegdheidsregels. De bijzondere bevoegdheidsregel uit artikel 7, aanhef en eerste lid, Brussel I
bis-Verordening is ingegeven door de wenselijkheid dat er een nauwe band bestaat tussen de overeenkomst en het gerecht dat daarvan kennis kan nemen. Ter versterking van het doel van rechtszekerheid definieert dit artikel op autonome wijze het aanknopingscriterium voor overeenkomsten voor de verstrekking van diensten, waarbij niet de litigieuze verbintenis maar de kenmerkende verbintenis van deze overeenkomsten leidend is. Het begrip ‘diensten’ houdt op zijn minst in dat de partij die ze verstrekt tegen vergoeding een bepaalde activiteit verricht (vgl. ECLI:EU:C:2009:257,
Falco).
bis-Verordening. Er is immers geen sprake van het verrichten van bepaalde activiteiten, maar van de verhuur van onroerende dan wel roerende zaken (vgl. ECLI:NL:GHDHA:2017:1120 en ECLI:NL:GHSGR:2010:BO8153). Weliswaar omvat de overeenkomst tussen partijen ook verbintenissen voor CF die wel als dienstenverstrekking kunnen worden aangemerkt, zoals het vervoer van de floatels van en naar de ligplaats en het ter beschikking stellen van bemanningsleden, maar deze verbintenissen zijn niet als kenmerkend voor de overeenkomst tussen partijen als geheel aan te merken. Gelet hierop is de overeenkomst tussen partijen geen overeenkomst voor de verstrekking van diensten als bedoeld in artikel 7, aanhef en eerste lid onder b, Brussel I
bis-Verordening.
bis-Verordening niet van toepassing is, geldt als plaats van uitvoering de plaats waar de verbintenis, die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De gevorderde betaling van huur is nog niet uitgevoerd, zodat zal moeten worden bepaald waar deze betaling had moeten worden uitgevoerd. Partijen zijn voor deze overeenkomst niet uitdrukkelijk een plaats van uitvoering van de betalingsverplichting overeengekomen. Voor een eerdere, vergelijkbare overeenkomst kwamen zij overeen dat Aida de huur zou voldoen via een elektronische overboeking. In de overeenkomst stond bij de plaats van betaling ingevuld ‘
TBA’ (de rechtbank begrijpt: ‘
To Be Announced’), maar er is niet gesteld of gebleken dat daar verder mededelingen over zijn gedaan. CF is gevestigd in Kootwijkerbroek en houdt een rekening aan bij ABN Amro die is gevestigd in Amsterdam. Op haar factuur voor de verhuur van de twee floatels, die Aida ten dele heeft voldaan, verwijst CF naar haar vestigingsplaats en haar ABN Amro-rekening. CF heeft onweersproken gesteld dat Aida in het verleden betalingen heeft verricht op deze bankrekening, zodat daarvan uit zal worden gegaan. Uit het enkele feit, dat Aida uit hoofde van een eerdere overeenkomst en deze overeenkomst betalingen heeft verricht door overboeking naar de bankrekening van CF, blijkt echter niet zonder meer dat partijen als plaats van uitvoering van de verbintenis tot betaling de plaats waar deze rekening wordt aangehouden zijn overeengekomen.
bis-Verordening bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van CF.
bis-Verordening voorrang hebben boven de regels van Rv. In de memorie van toelichting bij de wetswijziging, die heeft geleid tot de invoering van artikel 625 Rv, is dan ook opgemerkt dat deze nationale relatieve bevoegdheidsbepaling mede geldt voor internationale zaken waarvoor geen relatieve bevoegdheidsbepalingen van onder andere de Brussel I
bis-Verordening gelden (
Kamerstukken II2015/16, 34447, 3). Aangezien voor dit geschil artikel 7, aanhef en eerste lid onder a, Brussel I
bis-Verordening ook de relatief bevoegde rechter aanwijst, komt aan artikel 625 Rv dan ook geen betekenis meer toe.
sui generis-overeenkomst voor de verstrekking van diensten. CF stelt zich op het standpunt dat sprake is van een tijdbevrachtingsovereenkomst dan wel een terbeschikkingstellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 8:531 BW. Deze kwalificatie is van belang omdat op de terbeschikking-stelling van een schip anders dan bij wijze van rompbevrachting, zoals bij tijdbevrachting of terbeschikkingstelling voor andere doeleinden, de wetsbepalingen over huur op grond van artikel 8:374 (zeerecht) en 8:893 (binnenvaartrecht) BW niet van toepassing zijn.
barge masterster beschikking werden gesteld, had CF nog enige zeggenschap over het schip. Dit betekent dat op de overeenkomst tussen partijen de wetsbepalingen over huur niet van toepassing zijn, zodat geen sprake is van een aardvordering die tot de competentie van de kantonrechter hoort. Gelet hierop zal de rechtbank deze zaak niet naar de kamer voor kantonzaken verwijzen.