ECLI:NL:RBAMS:2020:1849

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
13/751004-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 6 januari 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regional Court in Kielce, Polen, op 15 maart 2011. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1980 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is in een Poolse detentieplaats.

De behandeling van de vordering vond plaats op 28 februari 2020, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.J. Woodrow, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de verzochte overlevering.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. In het EAB wordt melding gemaakt van een eerder vonnis van de Local Court in Kielce, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van vier jaren is opgelegd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling die tot het vonnis heeft geleid. Er was onduidelijkheid over de kennisgeving van de zitting aan de opgeëiste persoon en of hij een advocaat had gemachtigd.

Op basis van deze bevindingen heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren, omdat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overleveringsdetentie is beëindigd en dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751004-20
RK nummer: 20/103
EAB I
Datum uitspraak: 13 maart 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 januari 2020 betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 maart 2011 door de
Regional Court in Kielce (Sąd Okręgowy w Kielcach), Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [plaats detentie],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 februari 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgement of the Local Court in Kielcevan 27 december 2007 (II K 717/05).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. Volgens het EAB is de opgeëiste persoon niet verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 27 februari 2020 blijkt dat de opgeëiste persoon volgens Pools recht ‘
duly notified’ is geweest over de zitting van 3 februari 2009 op zijn laatst bekende adres. Daarnaast zou een advocaat aanwezig zijn geweest die ter terechtzitting de verdediging heeft gevoerd. Het is daarbij onduidelijk gebleven of de opgeëiste persoon deze advocaat had gemachtigd.
Op basis van het dossier is dan ook niet ondubbelzinnig komen vast te staan: i) dat de opgeëiste persoon tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting, of ii) dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd. De omstandigheden als bedoeld in artikel 12, sub c en d, OLW doen zich evenmin voor.
De rechtbank zal de overlevering dan ook weigeren op grond van artikel 12 OLW.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van het overige. De overlevering dient te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor de tenuitvoerlegging van het vonnis II K 717/05;
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. Ch. A. van Dijk, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van 13 maart 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.